In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
3hv Herhaling Grammatica zinsdelen
Cursus 5 Grammatica
en 6 Formuleren
Grammatica ZD §7 beknopte bijzin
Slide 1 - Tekstslide
Startopdracht
Onderstaande zinnen zijn samengesteld; ze bestaan uit een hoofdzin en een bijzin. Hoe zou je de bijzin anders kunnen formuleren?
a. Toen hij nadacht over zijn vakantie, waande Lars zich al op de camping in Frankrijk.
b. Nadat Teun de BMX-wedstrijd had gewonnen, werd hij gehuldigd.
havo
vwo
In het zinsdeel tussen de vierkante haken staat geen onderwerp. Wat is het onderwerp bij de onderstreepte (werk)woorden?
a. [Vermoeid door de lange, warme tocht] doken de wandelaars direct hun bed in.
b. Eline vroeg Max [de geleende stripboeken morgen weer terug te geven].
Noteer je antwoord in je schrift.
Slide 2 - Tekstslide
Startopdracht
a. Toen hij nadacht over zijn vakantie, waande Lars zich al op de camping in Frankrijk.
a. Nadenkend over zijn vakantie waande Lars zich al op de camping in Frankrijk.
b. Nadat Teun de BMX-wedstrijd had gewonnen, werd hij gehuldigd.
Na de BMX-wedstrijd te hebben gewonnen, werd Teun gehuldigd.
havo
vwo
In het zinsdeel tussen de vierkante haken staat geen onderwerp. Wat is het onderwerp bij de onderstreepte (werk)woorden?
a. [Vermoeid door de lange, warme tocht] doken de wandelaars direct hun bed in.
ow = de wandelaars
b. Eline vroeg Max [de geleende stripboeken morgen weer terug te geven].
ow = Max
antwoorden
Slide 3 - Tekstslide
Deze week:
Les 1 Uitleg en oefenen beknopte bijzin
Les 2 Herfstquiz
Les 3 geen les?
Slide 4 - Tekstslide
Leerdoel
Ik kan de beknopte bijzinnen herkennen en gebruiken.
Slide 5 - Tekstslide
Herhaling
Wat is het verschil tussen een hoofdzin en een bijzin?
Slide 6 - Woordweb
Hoofdzinnen
Een hoofdzin is een zelfstandige zin.
De persoonsvorm staat altijd naast het onderwerp.
Bijzinnen
Een bijzin maakt deel uit van een grotere zin.
Tussen de persoonsvorm en het onderwerp staan woorden.
Hoofdzin of bijzin
Slide 7 - Tekstslide
In een gewone bijzin staat een persoonsvorm en een onderwerp.
Een kenmerk van een beknopte bijzin is, dat er geen persoonsvorm en geen onderwerp in de zin staat.
Beknopte bijzinnen
Slide 8 - Tekstslide
Normale bijzin:
Terwijl ze aan hun ijsje likten, slenterden de meisjes door de winkelstraat.
Bijzin: Terwijl ze aan hun ijsje likten --> likten = pv en ze = ow
Voorbeeld (beknopte) bijzin (1)
Slide 9 - Tekstslide
Beknopte bijzin:
Likkend aan hun ijsjes, slenterden de meisjes door de winkelstraat.
Beknopte bijzin:Likkend aan hun ijsjes --> er is geen pv en geen ow
Voorbeeld (beknopte) bijzin (2)
Slide 10 - Tekstslide
In plaats van de persoonsvorm bevat een beknopte bijzin:
- een voltooid deelwoord (bv: gewerkt)
- een onvoltooid deelwoord (bv: werkend)
- te + infinitief (het hele werkwoord) (bv: te werken)
Beknopte bijzin
Slide 11 - Tekstslide
Een beknopte bijzin mag alleen beknopt zijn als het onderwerp uit de hoofdzin overeenkomt met het onderwerp dat eigenlijk in de beknopte bijzin moet staan.
Afgeleid door een reclamebord, botste ik tegen een stilstaande auto.
Wie was afgeleid door een reclamebord? Ik en ik is ook het onderwerp van de hoofdzin. Het verzwegen onderwerp van de beknopte bijzin en het onderwerp van de hoofdzin komen overeen.
Slide 12 - Tekstslide
Bijzin of beknopte bijzin?
Toen ze na haar werk goed was uitgerust, ging Caja een uur fitnessen.
A
Bijzin
B
Beknopte bijzin
Slide 13 - Quizvraag
Bijzin of beknopte bijzin?
Nog mopperend over de verloren wedstrijd, verlieten de sporters de sporthal.
A
Bijzin
B
Beknopte bijzin
Slide 14 - Quizvraag
Beknopte bijzin of foutief beknopte bijzin?
Hard weglopend voor de politie, werden de gestolen goederen in de sloot gegooid.
A
Beknopte bijzin
B
Foutief beknopte bijzin
Slide 15 - Quizvraag
Beknopte bijzin of foutief beknopte bijzin?
Zittend in het warme zonnetje, dronken Ronald en Michel een colaatje.
A
Beknopte bijzin
B
Foutief beknopte bijzin
Slide 16 - Quizvraag
Welke van de volgende is een beknopte bijzin
A
Toen ik vanochtend wakker werd, was mijn wekker nog niet gegaan
B
Rennend over de gang, botste de jongen tegen de deur
C
Vandaag ga ik bowlen en morgen gaan we minigolfen
D
Ik hoop dat mijn familie staat te wachten als ik het vliegtuig uitkom
Slide 17 - Quizvraag
Foutieve beknopte bijzin of een goede beknopte bijzin?
Na koffie gedronken te hebben, reed de bus verder.
A
Foutief
B
Goed
Slide 18 - Quizvraag
"Terwijl de zon langzaam achter de bergen verdween, glinsterde het meer in gouden tinten."
Verander de bijzin in een beknopte bijzin.
Slide 19 - Tekstslide
Cursus 5 Grammatica zinsdelen
Maak de opdrachten van §7 Beknopte bijzin .
Slide 20 - Tekstslide
Leerdoelen
Ik kan de beknopte bijzinnen herkennen en gebruiken.