Reizen is het nieuwe roken? Niet meer reizen is misschien wel schadelijker

Reizen is het nieuwe roken? Niet meer reizen is misschien wel schadelijker
+ argumentatiestructuren herkennen 
vwo 4 - 18 november  
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Reizen is het nieuwe roken? Niet meer reizen is misschien wel schadelijker
+ argumentatiestructuren herkennen 
vwo 4 - 18 november  

Slide 1 - Tekstslide

Doelen 
Na deze les:

> heb je geoefend in het formuleren van volledige, goed geformuleerde antwoorden op open vragen; 
> heb je weer in beeld welke argumentatiestructuren er zijn en heb je geoefend met het herkennen van de structuren. 

Slide 2 - Tekstslide

VRAAG 10: In alinea 4 is sprake van een redenering.

Maak deze redenering zichtbaar. Neem de nummers uit onderstaande
tabel over en zet het gevraagde erachter.
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen.

Slide 3 - Open vraag

VRAAG 12: “Als voorbeeld: denkt u dat we twintig jaar geleden hadden kunnen bevroeden dat er vandaag de dag wereldwijd 1,3 miljoen elektrische
auto’s rond zouden rijden?” (regels 91-95)
Formuleer een kanttekening die een kritische lezer zou kunnen maken bij
het gebruik van dit voorbeeld als argument bij de strekking van tekst 2.

Slide 4 - Open vraag

VRAAG 13: “De wereld heeft onze betrokkenheid nodig.” (regels 103-104)
Hoe kunnen wij volgens tekst 2 deze betrokkenheid tonen?

Slide 5 - Open vraag

VRAAG 14: Uit alinea 2 tot en met 4 komt naar voren dat voor- en tegenstanders van
verre reizen het in elk geval over twee punten met elkaar eens zijn.
Formuleer deze twee punten van overeenstemming zoals die te herleiden
zijn uit alinea 2 tot en met 4, door onderstaande tekst aan te vullen.

Slide 6 - Open vraag

Reizen is het nieuwe roken? Niet meer reizen is misschien wel schadelijker
+ argumentatiestructuren herkennen 
vwo 4 - 21 november  

Slide 7 - Tekstslide

VRAAG 16: Onder de tekst wordt aangegeven wat de achtergrond is van de auteur van tekst 2.
Leg uit waarom de achtergrond van de auteur een negatief effect kan
hebben op hoe de betrouwbaarheid van de informatie in de tekst wordt
gezien.

Slide 8 - Open vraag

Argumentatiestructuren

Slide 9 - Tekstslide

Argumentatiestructuur

Slide 10 - Tekstslide

Welke argumentatiestructuur?
A
Enkelvoudige argumentatie
B
Onderschikkende argumentatie
C
Nevenschikkende argumentatie met afhankelijke argumenten
D
Nevenschikkende argumentatie met onafhankelijke argumenten

Slide 11 - Quizvraag

Hoe heet deze argumentatiestructuur?
A
Enkelvoudige argumentatie
B
Onderschikkende argumentatie
C
nevenschikkende argumentatie met onafhankelijk argument
D
Nevenschikkende argumentatie met afhankelijk argument.

Slide 12 - Quizvraag

Kies de juiste argumentatiestructuur.
Leerlingen moeten op school hun huiswerk onder begeleiding kunnen maken. Leerlingen zullen dan hogere cijfers halen.
A
enkelvoudige argumentatie
B
onderschikkende argumentatie
C
nevenschikkende argumentatie (onafhankelijk)
D
nevenschikkende argumentatie (afhankelijk)

Slide 13 - Quizvraag


Welke argumentatiestructuur 
A
nevenschikkend - onafhankelijk
B
nevenschikkend - afhankelijk
C
onderschikkend
D
onder- en nevenschikkend

Slide 14 - Quizvraag

Kies de juiste argumentatiestructuur.
Zij is de juiste persoon voor die baan, want zij heeft ruime ervaring in de branche en zij voldoet aan alle opleidingseisen.
A
enkelvoudig
B
nevenschikkend afhankelijk
C
onderschikkend
D
nevenschikkend onafhankelijk

Slide 15 - Quizvraag

Het openbaar vervoer moet goedkoper worden. Hierdoor zullen de files afnemen. Bovendien is het beter voor het milieu. Welke argumentatiestructuur herken je?
A
Enkelvoudige argumentatie
B
Onafhankelijke nevenschikkende argumentatie
C
Onderschikkende argumentatie
D
Afhankelijke nevenschikkende argumentatie

Slide 16 - Quizvraag

'Je kunt wel zien dat Joris' ouders veel geld verdienen: hun huis in Nederland staat vol met designmeubelen en ze hebben ook nog een chalet in Zwitserland' Welke argumentatiestructuur herken je?
A
Onderschikkende argumentatie
B
Onafhankelijke nevenschikkende argumentatie
C
Afhankelijke nevenschikkende argumentatie
D
Enkelvoudige argumentatie

Slide 17 - Quizvraag

Welke argumentatiestructuur?
A
Enkelvoudige argumentatie
B
Onderschikkende argumentatie
C
Nevenschikkende argumentatie

Slide 18 - Quizvraag

Zelf aan de slag!
Wat? Je maakt                            Hoe?                        
timer
15:00

Slide 19 - Tekstslide

standpunt - argument
Je kunt het standpunt onderscheiden van argumenten met de want/dus-proef: 

(standpunt), want (argument)
 Ik stop ermee, want ik heb genoeg gewerkt vandaag.

(argument), dus (standpunt)
 Ik heb genoeg gewerkt vandaag, dus ik stop ermee.


Slide 20 - Tekstslide

De film is blijkbaar afgelopen, 
de bioscoop is al leeggestroomd.
ARGUMENT 
STANDPUNT

Slide 21 - Sleepvraag

Er ligt een dun laagje ijs op de gracht. 
Het vriest kennelijk.
ARGUMENT 
STANDPUNT

Slide 22 - Sleepvraag

Het financieringstekort is nauwelijks kleiner geworden:
het kabinetsbeleid is mislukt!

ARGUMENT 
STANDPUNT

Slide 23 - Sleepvraag

Hij heeft dit jaar met het tweede elftal grote verliezen geleden. 
Volgens mij wordt hij geen hoofdtrainer.

ARGUMENT 
STANDPUNT

Slide 24 - Sleepvraag

Je mag doorrijden,
het licht staat op groen.
ARGUMENT 
STANDPUNT

Slide 25 - Sleepvraag

Motorrijden is ongevaarlijk.
Er gebeuren meer ongelukken met auto’s dan met motoren.

ARGUMENT 
STANDPUNT

Slide 26 - Sleepvraag

Ze komen zo down het café uit: 
het feest zal hen wel tegengevallen zijn.

ARGUMENT 
STANDPUNT

Slide 27 - Sleepvraag

Vooruitblik naar volgende week...
Het verschil tussen feitelijk en waarderende argumentatie.

Slide 28 - Tekstslide

Stop de hobbyjacht. Het is toch ontoelaatbaar dat jaarlijks ruim één miljoen dieren doodgeschoten wordt voor de lol van een kleine groep jagers.
Welk type argumentatie is dit?
A
feitelijke argumentatie
B
waarderende argumentatie

Slide 29 - Quizvraag

Ik ga graag mee naar Parijs , want Parijs heeft de mooiste musea van de hele wereld.
A
Feitelijke argumentatie
B
Waarderende argumentatie

Slide 30 - Quizvraag

Lees elke dag 10 minuten, want dan scoor je bovengemiddeld goed op je proefwerk Nederlands
A
Feitelijke argumentatie
B
Waarderende argumentatie

Slide 31 - Quizvraag

Hoe ging het formuleren van antwoorden op open vragen?
slecht
matig
voldoende
goed

Slide 32 - Poll

Ik kan standpunten en argumenten uit elkaar houden:

😒🙁😐🙂😃

Slide 33 - Poll