Economie praktische opdracht

De loonhoogte flexibel
Praktische opdracht


Fien
Bart
Sophie
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

De loonhoogte flexibel
Praktische opdracht


Fien
Bart
Sophie

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud
- Uitleg begrippen

- Zelfstandig examenopdracht maken

- Klassikaal bespreken

Slide 2 - Tekstslide

Loonflexibiliteit
  •  Past zich snel aan

  • Loonstarheid

Slide 3 - Tekstslide

Prijsinflatie
  •  Stijging van het algemeen prijspeil

  •  Hetzelfde geld, minder ermee kunnen kopen 

  • Daling van koopkracht

Slide 4 - Tekstslide

Loonontwikkeling
  • Reële loonontwikkeling:  verandering van koopkracht.

  • Nominale loonontwikkeling: verandering van het inkomen.

    Slide 5 - Tekstslide

    Wat is loonflexibiliteit?
    A
    Lonen die zich niet snel aanpassen aan veranderingen op de arbeidsmarkt
    B
    Lonen die scheef verdeeld zijn over de samenleving
    C
    Lonen die zich snel aanpassen aan veranderingen op de arbeidsmarkt

    Slide 6 - Quizvraag

    Wat verstaan we onder reële loonstijging?

    A
    Een stijging van zowel de lonen, als van de prijzen.
    B
    Een lagere stijging van de prijzen, dan van de lonen.
    C
    Een lagere stijging van de lonen, dan van de prijzen.
    D
    Een stijging van de lonen en een daling van de prijzen.

    Slide 7 - Quizvraag

    Examenopgave 

    Slide 8 - Tekstslide

    A. Leg de stelling van de woordvoerder uit.

    Slide 9 - Open vraag

    Opgave A:

    - Als de werkloosheid toeneemt, leidt dat tot daling van de lonen. Hierdoor neemt de vraag naar arbeid toe ten opzichte van het aanbod. 
    En wordt de werkloosheid dus minder. 

    Slide 10 - Tekstslide

    B. In welk land heeft de ontwikkeling van de prijsinflatie het grootste effect op de reële loonontwikkeling?
    A
    Duitsland
    B
    Frankrijk
    C
    Nederland

    Slide 11 - Quizvraag

    Opgave B
    -Nederland, de prijsinflatie in Nederland heeft de kleinste loonstijging tot gevolg. Hierdoor is de uiteindelijke reële loondaling het grootst. 

    Slide 12 - Tekstslide

    Berekening van B
    RIC = NIC / PIC

    Duitsland
    RIC = 100,75 / 101 x 100 = 99,752 (-0,25%)

    Frankrijk
    RIC = 100,65 / 101 x 100 = 99,653 (-0,35%)

    Nederland
    RIC = 100,6 / 101 x 100 = 99,604 (-0,40%)

    Slide 13 - Tekstslide

    Opgave C.
    Verklaar waarom het in de tabel bij onderdeel b aangegeven verband negatief is.

    Slide 14 - Tekstslide

    Opgave C
    - De stijging van de werkloosheid (+) zorgt ervoor dat de werknemers eerder met een lagere loonstijging (-) genoegen zullen nemen. 

    - Dit omdat zij vrezen om ontslagen te worden.

    Slide 15 - Tekstslide

    Opgave D
    Bereken het totale effect van de prijsinflatie en werkloosheid op de procentuele loonstijging in Nederland.

    Slide 16 - Tekstslide

    Opgave D
    •  0,60 x 2,3 - 1,1 x (6,5 - 3,0) = -2,47 %




    Slide 17 - Tekstslide

    E: Welk effect verwacht de econoom dat de groei van de werkloosheid heeft op de loonstijging?
    A
    Dempend effect
    B
    Versterkend effect

    Slide 18 - Quizvraag

    Opgave E

    - Door de verminderde macht van de vakbeweging is er meer concurrentie tussen de aanbieders van arbeid. Hierdoor heeft de groei van de werkloosheid een groter dalend effect op de lonen. 

    Slide 19 - Tekstslide

    Einde van de les.
    •  Bedankt voor het luisteren en meedoen.

    Slide 20 - Tekstslide