In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Bindmiddelen en consistentie
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we vandaag doen?
Slide 2 - Tekstslide
Lesdoelen
Aan het einde van deze les weet je wat bindmiddelen zijn.
Aan het einde van deze les kan je het verschil benoemen tussen fijn - en grof bindmiddel.
Aan het einde van deze les kan je benoemen wat consistentie is.
Slide 3 - Tekstslide
Waar denk je aan bij het woord 'binden'?
Slide 4 - Woordweb
Binden =
Is het dikker maken van vloeistof.
Het is een kooktechniek bij het koken met als doel om gerechten dikker te maken.
Denk aan: sauzen of soepen
Slide 5 - Tekstslide
Er zijn verschillende manieren om gerechten te gaan binden:
Fijne bindmiddelen:
Hebben een korte kooktijd tot ongeveer 3 minuten.
Grove bindmiddelen:
Hebben een langere kooktijd, duurt langer omdat het gaar moet worden. Ongeveer 10/20 minuten
Slide 6 - Tekstslide
Fijne bindmiddelen
Aardappelmeel en maïzena ( jus, sauzen, soepen)
Bloem (sauzen en soep)
Custard ( pudding, desserts, taarten)
Allesbinder (jus, sauzen, soepen)
Gelatine (pudding, bavarois)
Ei
Slide 7 - Tekstslide
Grove bindmiddelen
Vermicelli (als vulling in de soep)
Havermout ( gezonde vervanging van meel)
Rijst
Griesmeel (soep, sauzen, pudding)
Slide 8 - Tekstslide
Wat is consistentie?
Voedingsmiddelen verschillen van dikte en stevigheid. Sommige voedingsmiddelen zijn wat dunner en sommige zijn wat dikker. Dit noem je de consistentie.
Consistentie betekent dus de dikte en stevigheid van een voedingsmiddel.
Voorbeeld: De consistentie van pudding is dikker dan vla.
Slide 9 - Tekstslide
Wat is GEEN bindmiddel?
A
Rijst
B
Gelatine
C
Ei
D
Vis
Slide 10 - Quizvraag
Wat is GEEN bindmiddel?
A
Allesbinder
B
Saus
C
Havermout
D
Custard
Slide 11 - Quizvraag
Wat is een fijn bindmiddel?
A
Ei
B
Griesmeel
C
Havermout
D
Rijst
Slide 12 - Quizvraag
Wat is een grof bindmiddel?
A
Bloem
B
Vermicelli
C
Ei
D
Gelatine
Slide 13 - Quizvraag
De consistentie van pudding is dikker dan van vla
A
Waar
B
Niet waar
Slide 14 - Quizvraag
De consistentie van soep is dunnen dan van saus
A
Waar
B
Niet waar
Slide 15 - Quizvraag
Consistentie
Zet het product dat het dunst is bovenaan en het product dat het dikst is onderdaan.