grammatica H4 vwo 3

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

BIJZINNEN

DOEL VAN DE LES

-bijzinnen benoemen

Soorten zinsdeelzinnen

•  Onderwerpszin (ow-zin) 
• Lijdend voorwerpszin (lv-zin)
  
• Meewerkend voorwerpszin (mv-zin)
  
• Voorzetselvoorwerpszin (vv-zin)
  
• Bijwoordelijke bijzin (bwb-zin)
  

Onderwerpszin

• een bijzin die in een samengestelde zin een onderwerp is
• begint met dat of of
• begint met een betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent-> wie of wat
• Onderwerpszin kun je vervangen door 1 of enkele woorden.

Onderwerpszin

• Dat hij de bus mist, gebeurt bijna dagelijks
• Dat gebeurt bijna dagelijks

• Wie niet op tijd vertrekt, kan dat verwachten
• Iemand Ikan dat verwachten

Onderwerpszin

         o                                                                         o-zin

• Het gebeurt bijna dagelijks || dat hij de bus mist

Voorlopig onderwerp

Meewerkendvoorwerpszin

• een bijzin die fungeert als meewerkend voorwerp
• begint altijd met een betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent ->(aan, voor) wie

Hij vertelde het grapje aan wie daar aanwezig waren

Hij vertelde het grapje aan alle aanwezigen

voorzetselvoorwerpszin

• een bijzin die fungeert als voorzetselvoorwerp
• begint met dat of of
• begint met een voorzetsel gevolgd door een betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent-> wie of wat

voorzetselvoorwerpszin

• Ze was er benieuwd naar of ze nog lang moest wachten.

• Ze was benieuwd naar wie er zou proberen voor te kruipen.

voorzetselvoorwerpszin

• Zij ergert zich eraan dat ze moet wachten voor de kassa
• Voorlopig voorzetselvoorwerp

oefenen met de bijzinnen...

Hoe herken je een hoofdzin?

1. Je kunt een woordje tussen onderwerp en lijdend vw zetten
2. Je kunt een woordje tussen onderwerp en persoonsvorm zetten
3. Je kunt geen woordje tussen onderwerp en pv zetten.

Benoem de bijzin tussen //:

/Wie nooit uitgaat/, ontgaat veel.

1. o-zin
2. mv-zin
3. lv-zin
4. bwb-zin

Benoem de bijzin tussen //:

/Wie het vindt/, mag het houden.

1. o-zin
2. mv-zin
3. lv-zin
4. bwb-zin

Staat er in elke zin een voegwoord?

1. Ja, die staat in alle zinnen.
2. Nee, alleen in een samengestelde zin.

Wie de hele waarheid wil kennen, moet vroeg opstaan.

1. ow-zin
2. bwb-zin
3. lv-zin
4. nw.deel-zin

/Omdat het bleef regenen/, werd het kampioenschap afgelast.

1. ow-zin
2. lv-zin
3. nw.deel-zin
4. bwb-zin

Hij zegt dat hij het niet gedaan heeft.

1. ow-zin
2. mv-zin
3. lv-zin
4. bwb-zin

Hij is eindelijk geworden wat hij altijd al wilde zijn.

1. ow-zin
2. mv-zin
3. bwb-zin
4. nw.deel-zin

Hij zegt /dat hij het niet gedaan heeft/

1. ow-zin
2. mv-zin
3. lv-zin
4. bwb-zin

Alle Nederlanders weten dat de Friezen een apart volk zijn.

1. nw.deel-zin
2. bwb-zin
3. ow-zin
4. lv-zin

Hij rekent erop dat zijn vader komt

1. bwb-zin
2. lv-zin
3. vzv-zin
4. bijv. bijzin

Mijn zus kiest voor Zorg en Welzijn, omdat ze dat een leuk vak vindt.

1. ow-zin
2. lv-zin
3. bwb-zin
4. mv-zin

Wie geen goede uitspraak van het Spaans heeft zal ik extra oefeningen geven.

1. Ond-zin
2. Mv-zin
3. Lv-zin
4. Bwb-zin