14 dec les 5,6 + boekopdracht

Welkom klas!

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 1 min

Onderdelen in deze les

Welkom klas!

Slide 1 - Tekstslide

Op tafel:
- laptop en log in op LessonUp
- Map
- pen
Welkom klas
timer
2:30

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag donderdag 14 december 
Stijlfiguren
Huiswerk nakijken
Boekopdracht 
Termen fictie/literatuur

Slide 3 - Tekstslide

Begrippen uit deze les

Slide 4 - Tekstslide

Begrippen uit deze les
Climax
Paradox
Retorische vraag
Sarcasme

Slide 5 - Tekstslide

Welk stijlfiguur wordt hier gebruikt?
Hij werd kwaad, woedend, nee, witheet toen hij dat zag.
A
Climax
B
Paradox
C
Retorische vraag
D
Sarcasme

Slide 6 - Quizvraag

Welk stijlfiguur wordt hier gebruikt?
Naarmate de kennis toeneemt, weet men steeds minder
A
Climax
B
Paradox
C
Retorische vraag
D
Sarcasme

Slide 7 - Quizvraag

Welk stijlfiguur wordt hier gebruikt?
Man tegen vrouw: Laat jij de hond even uit?
A
Climax
B
Paradox
C
Retorische vraag
D
Sarcasme

Slide 8 - Quizvraag

Welk stijlfiguur wordt hier gebruikt?
Duurde de tocht uren? Nee, dagen, maanden, voor sommigen zelfs jaren.
A
Climax
B
Paradox
C
Retorische vraag
D
Sarcasme

Slide 9 - Quizvraag

Welk stijlfiguur wordt hier gebruikt?
Leraar tegen stil meisje: "Je kletst me de oren van het hoofd."
A
Climax
B
Paradox
C
Retorische vraag
D
Sarcasme

Slide 10 - Quizvraag

Welk stijlfiguur wordt hier gebruikt?
Wat ben jij weer lekker bezig! (niet dus!)
A
Climax
B
Paradox
C
Retorische vraag
D
Sarcasme

Slide 11 - Quizvraag

Welk stijlfiguur wordt hier gebruikt?
Multatuli (bekendste Nederlandse schrijver) zegt: "Ieder ziet hier dat ik geen schrijver ben."
A
Climax
B
Paradox
C
Retorische vraag
D
Sarcasme

Slide 12 - Quizvraag

1. Climax
Een serie van drie (of meer) tekstelementen waarvan de inhoud steeds sterker/groter wordt.



Slide 13 - Tekstslide

1. Climax
Een serie van drie (of meer) tekstelementen waarvan de inhoud steeds sterker/groter wordt.


Bijvoorbeeld:

Dat wordt lachen, gieren, brullen.

Slide 14 - Tekstslide

1. Climax
Een serie van drie (of meer) tekstelementen waarvan              
de inhoud steeds sterker/groter wordt.


Bijvoorbeeld:
Ze zag de man achter haar en liep wat harder door. Ze keek nog eens achterom en versnelde haar pas. Toen zetten ze het echt op een sprintje.

Slide 15 - Tekstslide

2. Paradox
Een zogenaamde tegenstelling.





Slide 16 - Tekstslide

2. Paradox
Een zogenaamde tegenstelling.





Bijvoorbeeld: 

Roeien is een sport waarbij je, als je hard traint, snel achteruit gaat. 

Hard trainen = vooruitgaan. 
Roeien = letterlijk achteruit bewegen

Slide 17 - Tekstslide

2. Paradox
Een zogenaamde tegenstelling.





Voorbeeld: 

Schrijven is de kunst van het weglaten. 
schrijven = niet weglaten

Slide 18 - Tekstslide

3. Retorische vraag
 Een vraag waarbij het niet de bedoeling is dat iemand antwoord geeft.


Slide 19 - Tekstslide

3. Retorische vraag
 Een vraag waarbij het niet de bedoeling is dat iemand antwoord geeft.


Bijvoorbeeld:

Docent: "Hoe vaak moet ik nu nog zeggen dat je niet door me heen moet praten?"

Slide 20 - Tekstslide

4. Sarcasme
Bijtende spot: bedoeld om te kwetsen.


Slide 21 - Tekstslide

4. Sarcasme
Bijtende spot: bedoeld om te kwetsen.


Voorbeeld: 

Docent tegen leerlingen die niets doen in de klas: "Ga vooral zo door, dan haal je je toets wel." 

Slide 22 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. R: Ik ken bepaalde stijlfiguren. 
  2. T1: Ik kan stijlfiguren herkennen en benoemen in een tekst.

Slide 23 - Tekstslide

Begrippen uit deze les
Climax
Paradox
Retorische vraag
Sarcasme

Slide 24 - Tekstslide

Mededeling
Maandag 18 december: SO 
  • Neem mee: Laptop, oplader, leesboek en Kern (open boektoets)
  • Voorbereiding: Lees de boekopdracht door (zie Teams) + lees je leesboek uit.
  • Jullie maken de boekopdracht ín de klas als voorbereiding. Maak deze serieus, want dan krijg je nuttige feedback.  

Slide 25 - Tekstslide

Leerdoelen les
  1. R
  2. T1
  3. T2
  4. I


Slide 26 - Tekstslide

Instructie 

Slide 27 - Tekstslide

Begrippen uit deze les

Slide 28 - Tekstslide


Schrijf 3 dingen op die
je deze les hebt geleerd.

Slide 29 - Open vraag


Stel 1 vraag over iets wat je
deze les nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 30 - Open vraag