CO sem 3 voorbereiding toets

CO sem 3
 voorbereiding toets
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 55 min

Onderdelen in deze les

CO sem 3
 voorbereiding toets

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderwerpen: 

Methodieken 
GHZ: triple C, gentle teaching, eigen initiatief model
Ouderenzorg: ROT, Validation, reminescentie
Observeren

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begeleidingsmethoden 


Gentle teaching - leren zich veilig en geliefd / omgaan met het krijgen en uiten van waardering.

Eigen initiatief Model (EIM) - mensen met een verstandelijke beperking leren eigen keuzes te maken.

Validation - is een methodiek om beter met dementerende oudere mensen te kunnen communiceren.

Realiteitsoriëntatie training (ROT) – dementerende oudere leren het verloren contact met de werkelijkheid terug te vinden.



Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Triple-C Behandelhuis
Het gedachtegoed van Triple-C is verbeeld in het Triple-C Behandelhuis.

Het belangrijkste uitgangspunt van Triple-C is dat cliënten met een verstandelijke beperking of een psychiatrische stoornis mensen zijn en dus ook menselijke behoeften hebben. 

Begeleiding en behandeling volgens Triple-C is volledig gericht op beantwoorden aan – en vervullen van menselijke behoeften van cliënten.   
Door te werken aan een onvoorwaardelijke en gelijkwaardige ondersteuningsrelatie. 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Triple C:
client
competentie
coach

Slide 6 - Tekstslide

Pijlers van Triple C
Uit te gaan van hun menselijke behoeften;
Een onvoorwaardelijke ondersteuningsrelatie aan te gaan;
Samen te werken aan betekenisvolle daginvulling (competentieopbouw);
Anders kijken naar probleemgedrag en het aanpakken van onderliggende
Mensen hebben vier soorten behoeften:
1. Zingevende behoeften.
• Dienstbaarheid: ik zet mezelf in voor het welzijn van anderen.
• Onderscheiden: ik wil me positief onderscheiden.
• Zin en betekenis: ik doe activiteiten die zinvol en betekenisvol zijn voor mezelf en anderen.

2. Emotionele behoeften.
• Relaties: ik voel me geaccepteerd en gewaardeerd.
• Eigenwaarde: ik voel me tevreden over mezelf.

3. Mentale behoefte.
Van onbewust reageren naar bewust kiezen: ik reken af met mijn angsten en herzie mijn overtuigingen en waarden.

4. Fysieke behoefte.
Overleven: ik ervaar voldoende fysieke stabiliteit en veiligheid uit mezelf en mijn omgeving.


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rot en Validation

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat past bij Validation?
A
Cliënt herinneren aan oude gebeurtenissen
B
Cliënt testen wat hij of zjj nog weet.
C
Zorgzaam, niet oordelen, open staan voor gevoelens van de cliënt

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is hoofddoel bij Validation?
A
Valideren van de realiteit
B
Valideren van gevoelens en emoties
C
Valideren van de zorgverleners
D
Valideren van de omgeving

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het doel van Validation is
A
Het dementie proces te vertragen
B
Bevestigen wat iemand nog wel weet
C
Iemand in zijn eigen werkelijkheid laten
D
Contact te leggen om een veilig leefklimaat te creëren

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Observatietechnieken/methoden
Voordat je met een client gaat evalueren moet je aan evaluatiegegevens komen. Dit kun je o.a doen door te observeren:

- gestructureerd / ongestructureerd
- time sampling / event sampling 
- participerend / niet - participerend

Observatieplan 6 stappen

Boek Methodiek 3.11 Observeren

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat past bij Validation?
A
Cliënt herinneren aan oude gebeurtenissen
B
Cliënt testen wat hij of zjj nog weet.
C
Zorgzaam, niet oordelen, open staan voor gevoelens van de cliënt

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is hoofddoel bij Validation?
A
Valideren van de realiteit
B
Valideren van gevoelens en emoties
C
Valideren van de zorgverleners
D
Valideren van de omgeving

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Observatietechnieken
Continue observatie /vrije observatie – iemand constant observeren, doel is nog niet zo   concreet.
Contextuele observatie -  Naast de cliënt wordt ook de omgeving of situatie                                                           geobserveerd.
Event sampling- als je wilt weten of gedrag voorkomt en hoe vaak in bepaalde situaties

Interval -  
observeren op wisselende tijden met altijd zelfde doel en gebruik van zelfde methode en technieken. Geschikt voor lange termijn om ontwikkeling te volgen
Time-sampling- als je wilt weten hoe lang gedrag voorkomt.
Op bepaalde tijdstippen. 

Je kunt ook bepaalde technieken combineren .

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Time-sampling
Tijdsduur van gedrag
Bovenaan: belangrijkste gegevens
Links in de kolom: Tijden
Rechts in de kolom: Gedrag

Slide 16 - Tekstslide

Heb je deze opdracht de vorige les niet kunnen doen... dan kun je gewoon even stilt staan bij de vraag wat het verschil is. 
Laat ze voorbeelden geven. 
Wat is het doel van observeren?
A
Informatie over het gedrag en de situatie van de zorgvrager verzamelen.
B
Bedenken wat het gedrag betekent

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke methode kun je het beste toepassen wanneer de observatievragen nog niet concreet zijn?
A
Vrije observatie
B
Gestructureerde observatie
C
Intervalobservatie
D
Contextuele observatie

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet de manier van observeren waar je ook let op de omgeving en mensen rondom de cliënt?
A
Event sampling
B
Protocollaire observatie
C
Contextuele observatie
D
Interval observatie

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij observeren is het moeilijk om objectief te observeren
A
Ja
B
Nee

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij participerend observeren doe je zelf niet mee aan de activiteit
A
Ja
B
Nee

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is observeren?
A
Het analyseren van grafieken.
B
Het schrijven van een verhaal.
C
Het luisteren naar muziek.
D
Het bewust waarnemen en registreren van gedrag.

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de term voor observeren zonder deel te nemen aan de situatie?
A
Niet-participerend
B
Participerend
C
Passief
D
Observerend

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij gestructureerd observeren maak je voordat je gaat observeren een observatieplan. Iedereen kan dan op dezelfde manier observeren
A
juist
B
onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij observeren is het belangrijk dat je...
A
Objectief blijft
B
Subjectief blijft
C
Objectief en subjectief blijft
D
Je mening geeft

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke vorm van
observeren zie je in
de afbeelding hiernaast?
A
Niet-participerend
B
Participerend

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke vorm van observeren
zie je in de afbeelding
hiernaast?
A
Participerend
B
Niet-participerend

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies