Formuleren - Verwijswoorden

Formuleren § 2
Fouten met verwijswoorden
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Formuleren § 2
Fouten met verwijswoorden

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les kan/weet ik:
- Verwijswoorden gebruiken die passen bij het antecedent
- De regels voor het gebruik van de juiste verwijswoorden
- Onjuiste en onduidelijke verwijzingen herkennen en verbeteren

Slide 2 - Tekstslide

"De bevolking uitte hun onvrede over de getroffen maatregelen."
Wat is er fout in deze zin?

Slide 3 - Open vraag

"De universiteit is trots op zijn studenten."
Wat is er fout in deze zin?

Slide 4 - Open vraag

Verwijswoorden
- Wijzen terug naar eerder genoemd woord of woordgroep
- Wijzen soms vooruit naar een woord of woordgroep
- Dit woord / deze woordgroep heet antecedent

De verantwoordelijke minister, die diep door het stof moest, kon uiteindelijk zijn functie behouden.
-> 'die' verwijst naar 'minister' (= kern zinsdeel)

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Mannelijk, vrouwelijk, onzijdig
- Het-woorden zijn onzijdig
- De-woorden zijn mannelijk of vrouwelijk

- Of een woord mannelijk of vrouwelijk is, vind je in het woordenboek. (Of je 'weet' het door veel te lezen!)


Slide 7 - Tekstslide

Mannelijk, vrouwelijk, onzijdig
Persoonlijk voornaamwoord
- Onzijdig: het
- Mannelijk: hij, hem
- Vrouwelijk: zij, ze, haar
Bezittelijk voornaamwoord:
- Onzijdig + mannelijk: zijn (z'n)
- Vrouwelijk: haar


Slide 8 - Tekstslide

De-woorden zijn
A
Mannelijk
B
Onzijdig
C
Vrouwelijk
D
Mannelijk of vrouwelijk

Slide 9 - Quizvraag

Omdat het pand vorig jaar zo prachtig verbouwd is, wil ik ... heel graag kopen van u.
A
Hem
B
Haar
C
Het

Slide 10 - Quizvraag

Als u wilt dat ik deze brief naar al onze klanten stuur, zult u ... wel eerst moeten ondertekenen.
A
Hem
B
Haar
C
Het

Slide 11 - Quizvraag

Als de onderzoekscommissie belastende uitspraken doet, kan alleen de rechter ... het zwijgen opleggen.
A
Hem
B
Haar
C
Het

Slide 12 - Quizvraag

Na de omwenteling kon de Libische bevolking eindelijk middels verkiezingen ... stem laten horen.
A
Zijn
B
Haar

Slide 13 - Quizvraag

Zo'n groot bedrijf zal voor ... werknemers toch wel een goede afvloeiingsregeling hebben; of heeft ... nooit over dat soort voorzieningen nagedacht?
A
Haar, het
B
Zijn, het
C
Haar, hij
D
Zijn, hij

Slide 14 - Quizvraag

Die, dat, deze, dit
Aanwijzend voornaamwoord
- Het-woorden: dat, dit
- De-woorden: die, deze

Betrekkelijk voornaamwoord
- Het-woorden: dat
- De-woorden: die

Slide 15 - Tekstslide

Die, dat, deze, dit
Aanwijzend voornaamwoord
Lijken die gebakjes jou ook zo lekker? ('die' verwijst naar 'gebakjes')

Betrekkelijk voornaamwoord
De schrijver is duidelijk trots op het boek dat hij geschreven heeft. ('dat' verwijst naar 'boek')

Slide 16 - Tekstslide

Naar het-woorden verwijs je met
A
Deze en dat
B
Dit en dat
C
Deze en die
D
Die en dat

Slide 17 - Quizvraag

Het ontroerendste moment in de film 'Titanic', vind ik het orkest ... tot op het laatst bleef spelen.
A
Deze
B
Die
C
Dit
D
Dat

Slide 18 - Quizvraag

In dat huis zouden we nog wel willen wonen, maar ... hier vinden we afzichtelijk.
A
Deze
B
Die
C
Dit
D
Dat

Slide 19 - Quizvraag

Hen of hun
Hen
- Als het verwijswoord lijdend voorwerp is
- Na een voorzetsel 

Hun
- Als het verwijswoord meewerkend voorwerp, zonder voorzetsel (aan/voor) is.

Slide 20 - Tekstslide

Hen of hun
- Als de welpjes zes weken oud zijn, kan het dierentuinpubliek hen bewonderen. ('hen' = LV)
- De Nederlandse boeren zijn boos, en veel Nederlanders zijn het met hen eens. ('met' = VZ)
- Nadat de brandweerlieden onderscheiden waren, gaf de burgemeester hun nog een bos bloemen. ('hun' = MV)
Let op: "... burgemeester aan hen nog ..." ('aan' = VZ)


Slide 21 - Tekstslide

Hen of hun
Let op:
- 'Hun' is nooit onderwerp! (*"Hun doen ook niks.")
- Bijvoorbeeld 'het bestuur', 'de club', 'de klas', enzovoort, zijn enkelvoudig! (*"De club viert hun overwinning.")

Slide 22 - Tekstslide

Heeft de arts ... niet verteld dat ... in de tropen veel risico lopen op besmettelijke ziekten?
A
Hen, ze
B
Hun, ze
C
Hen, hun
D
Hun, hun

Slide 23 - Quizvraag

Misschien moet je maar aan ... vragen of ... je na het feest naar het station kunnen brengen.
A
Hen, zij
B
Hun, zij
C
Hen, hun
D
Hun, hun

Slide 24 - Quizvraag

Hoewel de docent ... drie keer gewaarschuwd had, gingen ... toch door met praten.
A
Hen, ze
B
Hun, ze
C
Hen, hun
D
Hun, hun

Slide 25 - Quizvraag

Dat of wat
Dat
- Als aanw. vnw. of betr. vnw. bij een het-woord
Wat
- Bij verwijzing naar overtreffende trap
- Bij verwijzing naar onbepaald voornaamwoord
- Bij verwijzing naar hele zin en/of deel van een zin (in dit geval kan 'dat' ook; wel zinsbouw aanpassen)

Slide 26 - Tekstslide

Dat of wat
- Het beslag, dat ik al had voorbereid, staat in de koelkast.
- Bungeejumpen is het mooiste wat ik ooit heb gedaan!
- Alles wat die man aanraakt, verandert in goud.
- Zij kan fantastisch piano spelen, wat ik erg bewonder.
- Zij kan fantastisch piano spelen en dat bewonder ik erg.

Slide 27 - Tekstslide

Het geld ... hij geleend had, was al snel opgemaakt.
A
Dat
B
Wat

Slide 28 - Quizvraag

Ik ga die wedstrijd winnen, al is dat het laatste ... ik doe!
A
Dat
B
Wat

Slide 29 - Quizvraag

We gingen met z'n allen op vakantie naar Frankrijk, ... ik erg leuk vond.
A
Dat
B
Wat

Slide 30 - Quizvraag

Wie of waar
Wie
- Bij personen: voorzetsel + wie
Die vriendin, met wie ik zo veel heb gelachen, is helaas verhuisd.

Waar
- Bij zaken (= dingen; ook dieren!): waar+voorzetsel (aan elkaar)
De knuffel waarmee ik altijd speelde, is helemaal versleten.

Slide 31 - Tekstslide

De bakker, ... veel geruchten rondgaan, heeft dit jaar weinig brood verkocht.
A
over wie
B
waar over
C
overwie
D
waarover

Slide 32 - Quizvraag

De printer ... zoveel geklaagd wordt, is nu echt kapot.
A
over wie
B
waar over
C
overwie
D
waarover

Slide 33 - Quizvraag

Onduidelijk verwijzen
Het antecedent moet wel aanwezig zijn:
*Literatuur in 4 havo is vaak lastig. Ze zijn niet voor elke leerling leuk om te lezen.

Het moet duidelijk zijn wat het antecedent is:
*Er ontstonden toch enkele relletjes ondanks de goede organisatie; daarvoor moet men waardering hebben.



Slide 34 - Tekstslide

Franse kazen zijn populair en daar wordt dan ook enorm veel kaas geproduceerd.
Verbeter de zin.

Slide 35 - Open vraag

De golfleraar vroeg mijn vader nog even te zoeken naar de golfclub die hij vergeten was.
Verbeter de zin.

Slide 36 - Open vraag

Verder
1. Bekijk eventueel het filmpje op de volgende dia.
2. Bestudeer de theorie van H7 §2 (blz. 154)
3. Maak alle opdrachten van H7 §2 (niet af = huiswerk 5 januari)

Vragen? Stel ze gerust!

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Video