maandag 3 juni oefenen voor de toets 1A

plattegrond!
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 35 slides, met tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

plattegrond!

Slide 1 - Tekstslide

Welkom bij Nederlands!
- ga rustig zitten
- leg je boek en etui klaar




 

Slide 2 - Tekstslide

lesdoel
herhaling cursus 4 - Taal

oefenen voor de toets van a.s. donderdag

Slide 3 - Tekstslide

herhalen
- je ziet straks vragen per paragraaf op het bord
- schrijf de antwoorden op je blaadje
- je mag je boek erbij gebruiken!

Slide 4 - Tekstslide

vragen over paragraaf 1
1. leg uit:  moedertaal 
2.leg uit: tweede taal
3a  Lay woont in Nederland en spreekt al haar hele leven Portugees met haar ouders. Portugees is haar moedertaal / tweede taal.
b Sinds 3 jaar woont  Richard in Nederland en spreekt met zijn ouders Engels. Engels is zijn moedertaal / tweede taal.

Slide 5 - Tekstslide

antwoorden par 1
1. Je moedertaal is de taal waarin je hebt leren spreken vanaf je geboorte.
2. Iemand die in Nederland woont en Nederlands niet als moedertaal heeft, leert Nederlands als tweede taal 
3a = moedertaal
3b = moedertaal 

Slide 6 - Tekstslide

vragen over paragraaf 2
1. Leg de volgende begrippen uit:
Streektaal
Standaardnederlands
Rijkstaal
2. Leg uit waarom we het Standaardnederlands op school leren

Slide 7 - Tekstslide

antwoorden par 2
Streektaal (of dialect) = taal van bepaalde streek of plaats die afwijkt van de landstaal
Standaardnederlands = de taal die als correct  Nederlands gezien wordt
Rijkstaal = door de rijksoverheid officieel erkende taal

Slide 8 - Tekstslide

taalverandering
paragraaf 3: hoe taal verandert 
Kijk naar het filmpje: zo klonk taal in de middeleeuwen

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

vragen over paragraaf 3

1. Wat zijn leenwoorden?
2. Leg uit wat taalvernieuwing is. Geef twee voorbeelden.
3. Leg uit wat straattaal is

Slide 11 - Tekstslide

antwoorden par 3
1.Leenwoorden zijn woorden die we uit bv. het Engels, Duits overnemen.
bv. skaten (Engels) of fohnen (Duits)
2. bij taalvernieuwing komen er steeds meer nieuwe woorden bij; de taal verandert
een nieuw woord is bijvoorbeeld appen of snapchat.

4. Standaardnederlands is het Nederlands  die als correct gezien wordt.

Slide 12 - Tekstslide

vragen over paragraaf 4
Bekijk tekst 1 van blz. 97 nog eens:

Wat zijn de bouwstenen van een taal? 

leg de begrippen klinker en medeklinker uit

leg het begrip karakter uit. Geef een voorbeeld van een taal die karakters heeft.

Slide 13 - Tekstslide

antwoorden par 4
1. Letters zijn de bouwstenen van een taal
2, Klinkers: a, e, i, o, u (je hoort hier één klank)
3. Medeklinkers; de overige letters. (bij de letter t, hoor je tee, dus er gaat een klank mee)
4. Karakter is het teken dat een klank of begrip weergeeft.
Vb: Japans of Chinees

Slide 14 - Tekstslide

vragen over paragraaf 5
Nakijken opdracht 3, blz. 99

We bespreken deze tekst mondeling

Slide 15 - Tekstslide

antwoord opdracht 4, par. 5
Aan: klantenservice@sportgigant.nl
Onderwerp: Klacht over kapotte sneakers
Beste Sportgigant,
Helaas heb ik een klacht over uw sneakers. Er is na korte tijd al een veter afgebroken. De zool heeft ook al losgelaten.
Graag zou ik willen weten of u mij een nieuw paar sneakers kunt sturen. Ik hoop snel iets van u te horen.
Met vriendelijke groet,
Dennis Koster





Slide 16 - Tekstslide

hoe is schrift ontstaan?
Iedere dag schrijf je: appjes, op school
maar hoe is het schrift eigenlijk ontstaan?

kijk naar het filmpje

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

vragen over paragraaf 6
Leg het verschil uit tussen figuurlijk en letterlijk taalgebruik.
Geef hierbij voorbeelden

Leg uit wat een uitdrukking is.
Geef hierbij een voorbeeld

Slide 19 - Tekstslide

antwoorden paragraaf 6
Letterlijk: je schrijft of zegt precies wat je bedoelt.

Figuurlijk: je bedoelt iets anders dan je zegt of schrijft.

bespreken opdracht 3, blz. 101 (voorbeeld)

Een uitdrukking is een vaste combinatie van woorden met een figuurlijke betekenis. VB Een gat in de lucht springen

Slide 20 - Tekstslide

vragen over paragraaf 7
Waarom wordt beeldtaal gebruikt? (kijk nogmaals in tekst 1, blz. 102, alinea 2 en 3).

Wat is een pictogram? Waarom wordt dit gebruikt op vliegvelden?


Slide 21 - Tekstslide

antwoorden paragraaf 7
1. Hierdoor kun je met één afbeelding iets duidelijk maken waarvoor je anders veel woorden nodig hebt.

2. pictogram is een symbool of eenvoudig plaatje dat een tekst vervangt. Op vliegvelden is dit handig, omdat veel reizigers uit allerlei landen komen die de taal niet kennen.

Slide 22 - Tekstslide

nog vragen over de toets?

de toets hiervan is op donderdag 6 juni!

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

samen herhalen opdracht 4
blz. 91

In deze opdracht staan opsommingen en overdrijvingen

Slide 25 - Tekstslide

Wanneer toets?
= is afgerond

de toets hiervan is op donderdag 23 mei!

Slide 26 - Tekstslide

Queen T.

8  minuten voorlezen
timer
8:00

Slide 27 - Tekstslide

vooruitblik
2e lesuur presenteren

Slide 28 - Tekstslide

uitwisselen
waar ging het filmpje over?

Slide 29 - Tekstslide

hints
wie ben ik?
wat heb ik?
wat doe ik?


timer
3:00

Slide 30 - Tekstslide

naamspel
schrijf je naam op een blaadje
probeer zoveel mogelijk woorden te maken met de letters uit je naam.

Let op! je mag iedere letter maar 1x gebruiken!
timer
3:00

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Link

Slide 33 - Video

Slide 34 - Video

Slide 35 - Link