In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Personages
Fictie
Pak je boek, werkboek, laptop en schrift erbij.
Slide 1 - Tekstslide
Programma
Lezen
Check-in
Theorie
Oefenen
Check-out
Slide 2 - Tekstslide
Literatuur
Slide 3 - Woordweb
Wat is het verschil tussen literatuur en lectuur?
Slide 4 - Open vraag
Check-in
Lesdoel: Je weet wat een personage is en wat kenmerken van hoofdpersonen en bijpersonen zijn.
Slide 5 - Tekstslide
Theorie 1/3
Hoofd- en bijpersonen noemen wij personages.
Personages kan je onderverdelen in twee soorten:
Types: personages met altijd dezelfde kenmerken. Held versus de schurk. Een held die dapper is en schurk die gemeen is.
Karakters: lijkt meer op de 'mens'. Heeft goede en slechte kanten. Maken een ontwikkeling door in een verhaal. Hoofdpersonen zijn vaak karakters. Denk aan professor Sneep uit Harry Potter.
Slide 6 - Tekstslide
Theorie 2/3
Hoofdpersonen: uitgebreid beschreven uiterlijk en innerlijk. Je weet wat ze denken, voelen en weten en zien. Je kan met ze meeleven.
Bijfiguren: vaak alleen het uiterlijk beschreven en eenvoudig beschreven. Meestal een eigenschap. Denk aan een vrolijk personage die alleen het goede ziet en doet.
Slide 7 - Tekstslide
Theorie 3/3
Uiterlijk-Innerlijk
Uiterlijk: gaat over de buitenkant. Lengte, kleding, kleur ogen en huid en haar. Gedrag: introvert versus extrovert. Relaties: heeft het familie (broers, zussen ouders etc.?) maar ook vrienden of vriend(in).
Innerlijk: alle gedachtes en gevoelens dat in het hoofd afspeelt. Door de beschrijving over het personage te lezen leer je ze kennen.
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Video
Slide 10 - Video
Welke Joker is een type en karakter?
Slide 11 - Open vraag
Leg uit welke soorten personages er zijn.
Slide 12 - Open vraag
Beschrijf het innerlijk en uiterlijk van een personage uit jouw leesboek.
Slide 13 - Open vraag
Document de Fictie
Ga naar word.
Open een nieuw document
Ga naar opslaan.
Maak daar een map aan voor Nederlands
Noem dit document Toepassing_theorie_fictie
SLA DIT OP!
Slide 14 - Tekstslide
Opdracht
Wat moet je doen? Verzin jouw karakter(s). Bedenk het innerlijk en/of uiterlijk. Alles mag!
Hoe moet je het doen? Bedenk eerst een naam. Verzin daarna zelf hoe jouw karakters eruit moeten zien.
Waar moet je dit doen? Schrijf je karakters in een Wordbestand
Hulp? Zoek op het internet naar karakters die jij inspirerend vindt. Jouw karakters zijn van jouw.
Klaar? Ga dan lezen en beschrijf de personages uit jouw leesboek