In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Nederlands 2e uur (klas g1c)
Grammatica: zinsontleding
Zet je camera aan en laat je microfoon uit.
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we doen?
Lesdoelen
Terugblik
Voorkennis
Theorie
Opdrachten
Reflectie
Slide 2 - Tekstslide
Lesdoelen
Je kunt de volgende woordsoorten benoemen bij een zin: lw, bn, zn, aanw.vn, vra.vn, bez.vn, pers.vn.
Je kunt een zin ontleden t/m het meewerkend voorwerp.
Slide 3 - Tekstslide
Terugblik: huiswerk (schakel 57)
6. De eenden zochten weer voedsel in het water.
8. Dat wisten de eenden.
10. Opnieuw hadden ze hun vijand teleurgesteld.
Slide 4 - Tekstslide
Terugblik: huiswerk (schakel 57)
14. Met hun vleugels wierpen ze steeds waterdruppels
in de lucht.
18. Voor de derde maal hadden de slimme eenden
hun leven gered.
Slide 5 - Tekstslide
lw
bn
zn
pers.vn
vra.vn
aanw.vn
bez.vn
lidwoord
bijvoeglijk naamwoord
zelfstandig naamwoord
persoonlijk voornaamwoord
lidwoord
bijvoeglijk naamwoord
zelfstandig naamwoord
persoonlijk voornaamwoord
vragend voornaamwoord
aanwijzend voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
lw
bn
zn
pers.vn
vra.vn
aanw.vn
bez.vn
Voorkennis: woordsoorten
Slide 6 - Tekstslide
Theorie: Meewerkend voorwerp
In sommige zinnen komt een meewerkend voorwerp (mv) voor.
Het mv geeft aan voor wie iets bestemd is.
Het komt vaak voor bij werkwoorden die iets te maken hebben met 'vertellen' of met 'geven'.
(Heb) (jij) al je cd's aan die muziekverzamelaar {verkocht?}
Slide 7 - Tekstslide
Meewerkend voorwerp
Je kunt een mv herkennen aan de woorden aan/voor.
(Ik) (geef) een cadeautjeaan mijn moeder.
(Zij) (bakte) voor haar oma een lekkere taart.
Let op! Een mv kan beginnen met aan/voor, maar dat hoeft niet. Als het er niet mee begint, kun je het er wel voor zetten. Als het er wel staat, moet je het kunnen weglaten.
Slide 8 - Tekstslide
Stappenplan
Zoek eerst persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijke rest en lijdend voorwerp.
Stel de vraag: aan/voor wie + gezegde + ow + lv?
Controleer of je aan (/voor) kunt weglaten of toevoegen.
Nadia mocht de koningin een boeket aanbieden.
Slide 9 - Tekstslide
Wil jij alle feestgangers een glaasje cola inschenken?
Wat is het mv?
A
jij
B
alle feestgangers
C
een glaasje cola
D
inschenken
Slide 10 - Quizvraag
Mijn oom heeft deze shirts van Nike voor mij meegebracht.
Wat is het mv?
Slide 11 - Open vraag
Opdrachten
Maak schakel 60 t/m 63 (voor volgende week donderdag).
Slide 12 - Tekstslide
Reflectie
Je kunt de volgende woordsoorten benoemen bij een zin: lw, bn, zn, aanw.vn, vra.vn, bez.vn, pers.vn.
Je kunt een zin ontleden t/m het meewerkend voorwerp.