Taal: figuurlijk/letterlijn en formeel/informeel

Taal les 11
Doel:
Ik weet het verschil tussen formeel/informeel en letterlijk/figuurlijk.
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Taal les 11
Doel:
Ik weet het verschil tussen formeel/informeel en letterlijk/figuurlijk.

Slide 1 - Tekstslide

Ik viel vanochtend met mijn neus in de boter. Viel ik echt in de boter?
A
Ja
B
Nee

Slide 2 - Quizvraag

Ik viel vanochtend met mijn neus in de boter.

Ik viel niet echt in de boter.
Deze zin is figuurlijk bedoelt.


Slide 3 - Tekstslide

Ik had vanochtend boter op mijn brood. Had ik echt boter op mijn brood?
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quizvraag

Ik had vanochtend boter op mijn brood.

Ik had echt boter op mijn brood.
Deze zin is letterlijk bedoelt.

Slide 5 - Tekstslide

De aap kwam uit de mouw.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 6 - Quizvraag

De koeien grazen in de wei.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 7 - Quizvraag


A
Formeel
B
Informeel

Slide 8 - Quizvraag


A
Formeel
B
Informeel

Slide 9 - Quizvraag

Bij formeel taalgebruik gebruik je vaak u. Je gebruikt het bij situaties waarbij je iemand niet kent.

Bij informeel taalgebruik gebruik je vaak je en noem je iemand bij de voornaam. Je gebruikt het bij situaties waarbij je iemand kent.

Slide 10 - Tekstslide