les 1 2 april Lezen 1.4 en Spelling 7.3 en les 2 4 april herhaling

les 1 2 april Lezen 1.4 en Spelling 7.3
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

les 1 2 april Lezen 1.4 en Spelling 7.3

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welkom H2b! Start met lezen
Planning
Startopdracht
Herhalen zinsdelen
Instructie Lezen 1.4
Zelfstandig oefenen
Instructie Spelling 7.3 
Zelfstandig oefenen
Afsluiting
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Startopdracht: 
Verdeel deze zinnen in zinsdelen: 
1. Mijn moeder is aan fitness gaan doen voor haar gezondheid. 
2. Ik houd niet van gebakken aardappelen. 
3. De jarige Jet heeft veel cadeaus van opa gekregen. 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stappenplan zinsontleden: 
  1. maak zinsdelen: eerst pv tussen streepjes, dan de rest!
  2. benoem elk zinsdeel: 




Doe mee met dit voorbeeld: 
De bakker heeft vandaag broodjes gebakken voor mij. 


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doel






1.4 Je leert feiten, meningen
en argumenten onderscheiden in een tekst.
---
7.3 Je leert leenwoorden op de juiste manier spellen

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Instructie 1.4 Feit, mening en argument blz. 26

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

- Mening en Argument -

> Mening/standpunt (dat wat jij vindt)





> Argument (waarom jij iets vindt)
 

Slide 8 - Tekstslide

Lees je van standpunt naar argument, dan kun je daar signaalwoorden als WANT en OMDAT tussen zetten (of ze staan er al).

Lees je van argument naar standpunt, dan kun je daar DUS en DAAROM tussen zetten (of ze staan er al). 
Signaalwoorden in de tekst van een:
(blz.26)
  • Mening/standpunt 
ik vind, dus, volgens mij, kortom, ik denk dat, 
mijn mening hierover is, daarom, 
onze conclusie is, etc.
  • Argument 
want, omdat, immers, dat blijkt uit, namelijk, 
de reden hiervoor is, etc.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Feit of ....? 

:                            


 
argumenten
standpunt
feitelijke 
(objectieve)
waarderende 
(subjectieve)

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Argumentatie f/w voorbeeld
Ik ga liever naar de carnavalsoptocht in Breda dan in Oosterhout,
feitelijke 
(objectieve)
waarderende 
(subjectieve)
want de optocht in Breda duurt minimaal een uur langer. 
want de optocht in Breda is veel mooier. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een FEIT 
is iets waarvan je kunt controleren of het waar of niet waar is. 

Bijv. 
Het Nederlands Openluchtmuseum is een museum in Arnhem. 
In Amsterdam wonen 110 verschillende nationaliteiten. 

Oefening: opdracht 1 blz. 26 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig oefenen 1.4
Maak opdracht 2 
timer
5:00

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tussendoortje / pauze 
timer
8:00

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Instructie 7.3 Leenwoorden blz.252
Woorden uit een andere taal die in het Nederlands zijn terecht gekomen. 
  1. Welke ken je? 
  2. Hoe schrijf je ze? 
Regels bij Engelse leenwoorden
Regels bij Franse leenwoorden

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Instructie 7.3 Regels bij Engelse leenwoorden blz.252
  • Samenstellingen als één woord: eyecatcher 
  • rechter woord Engels voorzetsel? dan koppelteken: back-up
  • Woordgroepen schrijf je los: first lady 
Kies nu: 
airbag/air-bag?                      intensivecare/intensive care? 
babysitter/baby-sitter?      testcase/test case? 
stand-by/standby ?              shootout/shoot-out? 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Instructie 7.3 Regels bij Franse leenwoorden blz.252
  • Veel woorden zónder accenttekens: compote, ragout
  • Wél accent op de e als dat nodig is voor de uitspraak: 
         pate > paté (accent aigu
         creme > crème (accent grave)
         crepe > crêpe (accent circonflexe)
Kies nu:
carriere/carrière?
diner/dinér?
enquete/enquête?
 premiere/première?   

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig oefenen 7.3
Maak opdracht 5 blz. 253
timer
10:00

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting
Wat betekenen deze uitdrukkingen: 
  1. iemand in de arm nemen?
  2. op alle slakken zout leggen? 
  3. >>>
timer
5:00

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende les:
herhaling 1.4 en 7.3 

Huiswerk maken
  • opdracht 2 blz. 26 
  • opdracht 5 blz. 253

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

les 2 4 april herhaling 
Lezen 1.4 en Spelling 7.3

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welkom H2b! Start met lezen
Planning
Startopdracht: zinsdelen
benoemen
Bespreken huiswerk
Herhalen Lezen 1.4
+ oefenen
Herhalen  Spelling 7.3 
+ oefenen
Afsluiting: uitdrukkingen
timer
10:00

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Startopdracht: 
Verdeel deze zinnen in zinsdelen en benoem de zinsdelen 
pv, ow en wg of ng, lv en mv: 
|....|pv|......|.....|
1. Met een klein verschil versloeg de hardloper zijn concurrent.
2. Binnenkort zal Johan zijn spreekbeurt  voor de klas over het leger gaan houden. 

Slide 23 - Tekstslide

Met een klein verschil | versloeg | de hardloper | zijn concurrent

pv = versloeg
ow = de hardloper
wg= versloeg
lv = zijn concurrent

Binnenkort | zal | Johan | zijn spreekbeurt | voor de klas | over het leger | gaan houden. 
pv = zal 
ow = Johan
wg = zal gaan houden
lv = zijn spreekbeurt
mv = voor de klas


Stappenplan zinsontleden: 
  1. maak zinsdelen: eerst pv tussen streepjes, dan de rest!
  2. benoem elk zinsdeel: 




Doe mee met dit voorbeeld: 
De bakker heeft vandaag broodjes gebakken voor mij. 


Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Bespreken huiswerk opdracht 2 blz. 26 

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Bespreken huiswerk opdracht 5 blz. 253
Opdracht 5
a Ties en Paul zitten op hockey en bespreken met hun coach elke wedstrijd uitgebreid na.
b Niet elke werkgever kan een maillot/legging of een gekleurde legging/maillot waarderen als je komt solliciteren.
c De jonge cabaretier oogstte veel succes met zijn nieuwe conference.
d Fee ging met haar moeder naar de opticien voor een second opinion.
e De actrice droeg om haar taille een ceintuur die haar figuur mooi accentueerde.


Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doel: herhaling






1.4 Je leert feiten, meningen
en argumenten onderscheiden in een tekst.
---
7.3 Je leert leenwoorden op de juiste manier spellen

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.4 mening(standpunt) en argumenten (bijv. feiten)
Ik ga liever naar de carnavalsoptocht in Breda dan in Oosterhout,
feitelijke 
(objectieve)
waarderende 
(subjectieve)
want de optocht in Breda duurt minimaal een uur langer. 
want de optocht in Breda is veel mooier. 

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig oefenen 1.4
Maak opdracht 4 blz. 27/28 
timer
10:00

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tussendoortje / pauze 
timer
8:00

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

herh.7.3 regels leenwoorden blz.252
  1. Regels bij Engelse leenwoorden: 
  • samenstellingen als één woord: eyecatcher 
  • rechter woord Engels voorzetsel? dan koppelteken: back-up
  • Woordgroepen schrijf je los: first lady 

2. Regels bij Franse leenwoorden: 
  • Veel woorden zónder accenttekens: compote, ragout
  • Wél accent op de e als dat nodig is voor de uitspraak: 
         pate > paté (accent aigu) 
         creme > crème (accent grave)
         crepe > crêpe (accent circonflexe)

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig oefenen 7.3
Maak opdracht. 4 en 7 blz. 253
timer
10:00

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting
Wat betekenen deze uitdrukkingen: 
  1. iemand in de arm nemen?
  2. op alle slakken zout leggen? 
  3. >>>
timer
5:00

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting (xtra)
Teken een delftsblauw tegeltje met een uitdrukking 
van blz. 100
Schrijf de betekenis erbij!
timer
5:00

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies