Les 7 grammatica (onderwerp)

Welkom!
Ga zitten op je plek
Startopdracht: lees uit je leesboek
Een leesboek
Nieuw Nederlands boek
Schrift en pen
timer
15:00
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Ga zitten op je plek
Startopdracht: lees uit je leesboek
Een leesboek
Nieuw Nederlands boek
Schrift en pen
timer
15:00

Slide 1 - Tekstslide

Jeugdjournaal
Bedenk 2 inhoudelijke vragen
(waarop je zelf het antwoord ook weet)

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
1. Mededelingen
2. Terugblik
3. Lesdoel deze les
4. Onderwerp (zinsdelen)
5. Aan de slag & Numo
6.  Huiswerk en evaluatie

Slide 3 - Tekstslide

Mededelingen
Zijn er dingen die ik moet weten?

Slide 4 - Tekstslide

Herhaling woordsoorten
Elk woord heeft los in de zin een functie. Elk woord hoort dus bij een ander woordsoort. 

Slide 5 - Tekstslide

Woordsoorten
1. Werkwoord
2. Lidwoord
3. Zelfstandig naamwoord
4. Bijvoeglijk naamwoord
5. Voorzetsel

Slide 6 - Tekstslide

Het verschil
Woordsoorten: elk woordje los in de zin
Zinsdelen: delen van de zin

Slide 7 - Tekstslide

Terugblik
Ik kan de persoonsvorm van een zin vinden.

Slide 8 - Tekstslide

Persoonsvorm (pv)
De persoonsvorm is een werkwoord. (Wat iemand doet of overkomt)
Blz. 200
Hoe herken je deze?
1. Maak van de zin een vraag.
2. Zet de zin in een andere tijd.
3. Zet de zin in het enkel- of meervoud.

Slide 9 - Tekstslide

Huiswerk bespreken
Opdracht: 2 t/m 6 van blz. 200

Slide 10 - Tekstslide

Lesdoel
1. Ik kan het onderwerp in de zin vinden. 

Slide 11 - Tekstslide

Zelfstandig aan de slag
Activatie van de voorkennis
- Maak het werkblad in stilte
- Vragen? Steek je vinger op
- Klaar? Lees in je leesboek

timer
5:00

Slide 12 - Tekstslide

Zinsdelen
Delen van een zin die bij elkaar horen, de woordgroepen blijven bij elkaar staan als je de volgorde veranderd.

Slide 13 - Tekstslide

Het onderwerp
Blz. 204
1. Iemand of een ding doet iets in de zin.
2. Het kan uit meerdere woorden bestaan.
3. Het onderwerp hoort bij de persoonsvorm

Slide 14 - Tekstslide

Hoe vind je het onderwerp?
1. Ga op zoek naar de persoonsvorm.
2. Vraag: wie / wat + persoonsvorm?
Het antwoord op die vraag is het onderwerp.

Slide 15 - Tekstslide

Voorbeeld
1. Jantje loopt over straat.
PV = loopt (liep)
OW = Wie of wat loopt? 
Antwoord = Jantje

Slide 16 - Tekstslide

Werkblad bespreken

Slide 17 - Tekstslide

Aan de slag
- Maak de opdrachten in stilte
- Opdracht: 1, 2, 5 en 6 van blz. 204/205
- Vragen? Steek je vinger op
- Klaar? Ga aan de slag in Numo

Slide 18 - Tekstslide

Numo
Ga in stilte aan de slag met je taak.
timer
20:00

Slide 19 - Tekstslide

Lesdoel

1. Ik kan het onderwerp in de zin vinden. 

Slide 20 - Tekstslide

Evaluatie
Wat ging er goed deze les? 
Wat ging er minder goed?
Wat heb ik geleerd?

Slide 21 - Tekstslide