Toptaal A1A2 24 maart


Wat gaan we vandaag doen:
woorden thema 11, taak 1
verkleinwoorden
scheidbare werkwoorden
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson


Wat gaan we vandaag doen:
woorden thema 11, taak 1
verkleinwoorden
scheidbare werkwoorden

Slide 1 - Slide

Als je sterker wil worden, dan moet je minimaal twee keer per week naar de ....................
A
weekend
B
sportschool
C
bewegen
D
trainen

Slide 2 - Quiz

De situatie is niet positief. Maar je moet altijd blijven ..................
A
leven
B
gelden
C
optillen
D
hopen

Slide 3 - Quiz

Ik ............... die zware tas niet alleen ...................
A
op, tillen
B
kan, optillen
C
tillen, op
D
optillen, kan

Slide 4 - Quiz

Don heeft een .................... aan zijn knie. Hij moet nu naar de fysiotherapeut.
A
beweging
B
niets
C
blessure
D
vast

Slide 5 - Quiz

Als je in de winter wil ..................., dan moet je naar het ....................
A
zwembad, sportschool
B
zwemmen, zwembad
C
trainen, zwemmen
D
zwemmen, bewegen

Slide 6 - Quiz

Drie keer per week ................... is goed voor de lichaam en je geest.
A
activiteit
B
arm
C
sporten
D
haast

Slide 7 - Quiz

........... jij ........... mijn hond, als ik volgende week op vakantie ga?
A
niets, gelden
B
op, tillen
C
vast, ernstig
D
pas, op

Slide 8 - Quiz

Heb je het touw stevig ................... gemaakt?
A
vast
B
zwaar
C
niets
D
haast

Slide 9 - Quiz

Peter heeft geen huis en moet ................... bij zijn ouders wonen.
A
voorlopig
B
hopen
C
gisteren
D
haast

Slide 10 - Quiz

Roeien is een leuke ................... in de zomer.
A
zwembad
B
activiteit
C
vinger
D
sporten

Slide 11 - Quiz




verkleinwoorden

Slide 12 - Slide

Het verkleinwoord van LAMP is ........

Slide 13 - Open question

Het verkleinwoord van DROP is ........

Slide 14 - Open question

Het verkleinwoord van foto is ........

Slide 15 - Open question

Het verkleinwoord van ARM is ........

Slide 16 - Open question

Het verkleinwoord van BIER is ........

Slide 17 - Open question

Het verkleinwoord van CHOCOLA is ........

Slide 18 - Open question

Het verkleinwoord van BROER is ........

Slide 19 - Open question

Het verkleinwoord van KOE is ........

Slide 20 - Open question



scheidbare werkwoorden

Slide 21 - Slide

Ja slaapt in het weekend graag uit.

Slide 22 - Open question

Zoek jij dat woord even op?

Slide 23 - Open question

Maakt hij het touw goed vast?

Slide 24 - Open question

Diana wordt boos want ze krijgt haar geld niet terug.

Slide 25 - Open question

Je reist eerst naar Rotterdam en dan stap je daar over op de volgende trein.

Slide 26 - Open question

De docent schrijft alle namen op het bord.

Slide 27 - Open question

Maak dan het geld over naar mijn rekening, als je kan.

Slide 28 - Open question