Terwijl, als, wanneer, toen
Deze voegwoorden gebruik je als het om
tijd gaat.
Bijvoorbeeld:
De leerlingen maken hun huiswerk, terwijl de docent de opdracht nakijkt.
Ik leg het je uit wanneer het pauze is.
Gaby was boos toen Ella niet naar de afspraak kwam.
Als kun je ook gebruiken als het om een voorwaarde gaat.
Als je jouw huiswerk goed maakt, mag je nog even tv kijken.