Ik weet het verschil tussen verleden tijd en tegenwoordige tijd Ik kan woorden indelen in zwak of sterk Ik kan 't foxschaap toepassen en het woord in de verleden tijd schrijven
Slide 2 - Slide
Verleden tijd of tegenwoordige tijd
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Stam maken (ik-vorm)
voorbeeld: dromen - ik droom fietsen - ik fiets
Slide 5 - Slide
laatste letter van de stam
Vandaag alles in meervoud
Slide 6 - Slide
Afsluiting
Ik beheers het Ik kan het een beetje ik kan het (nog) niet