Semana 16 - ''Viajar'' del poeta Gabriel García Márquez

Preparación parte 2 del examen oral

Preparación parte 2 del examen oral
1 / 29
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Preparación parte 2 del examen oral

Preparación parte 2 del examen oral

Slide 1 - Slide

Objetivos
- conocer al poema 'viajar' de Gabriel García Márquez
- saber que és 'viajar' según Márquez
- dar tu opinión sobre (una parte) del poema

Slide 2 - Slide

Programa
1. Escuchar al poema y dibujar

2. Traducir palabras y frases

3. Evaluación

Slide 3 - Slide

1. Escuchar y dibujar
We gaan naar het gedicht 'Viajar' luisteren (en ook lezen).

 Tijdens het luisteren maak je tekeningen bij het gedicht, zodat je uiteindelijk een visueel overzicht hebt van waar het gedicht over gaat.

Na elke paragraaf wordt het voorlezen even stopgezet.

Slide 4 - Slide

5

Slide 5 - Video

00:24

Slide 6 - Slide

00:37

Slide 7 - Slide

00:49

Slide 8 - Slide

01:04

Slide 9 - Slide

01:18

Slide 10 - Slide

Compara tus dibujos con los de tu vecin@. 

¿Qué diferencias y qué similtudes hay?

Slide 11 - Slide

2. El significado
Vamos a traducir palabras importantes del poema para averiguar de qué trata cada frase y el poema en general.

¿Cómo? ¡Con un quiz! 

Toma 4 papelitos y escribe A, B, C y D.


Slide 12 - Slide

1. Vertaal:
marcharse, dejar, intentar, recorrer
A
gaan, (achter)laten, bedoelingen kenbaar maken, rennen
B
weggaan, (achter)laten, overnachten in een tent, rondreizen
C
weggaan, (achter)laten, proberen, rondreizen
D
gaan, ophouden, proberen, rennen

Slide 13 - Quiz

''Viajar'' de Gabriel García Márquez
Viajar es marcharse de casa,
es dejar los amigos
es intentar volar
volar conociendo otras ramas
recorriendo caminos
es intentar cambiar.

Slide 14 - Slide

Vertaal één zin uit het eerste gedeelte van het gedicht

Slide 15 - Open question

2. Vertaal:
no me importa, regresar, valorar
A
ik wil dit niet importeren, invetten, waarderen
B
het maakt me niet uit, teruggaan, waarderen
C
het is belangrijk voor me, invetten, vliegen
D
ik vind het niet belangrijk, teruggaan, vliegen

Slide 16 - Quiz

3. Vertaal:
sabor, saborear, desear
A
smaak-proeven, begeren/willen
B
kennis-weten, begeren/willen
C
kennis-weten, niet meer zijn
D
smaak-proeven, niet meer zijn

Slide 17 - Quiz

Viajar es vestirse de loco
es decir “no me importa
es querer regresar.
Regresar valorando lo poco
saboreando una copa,
es desear empezar.

Slide 18 - Slide

Vertaal één zin uit het tweede gedeelte van het gedicht

Slide 19 - Open question

4. Vertaal:
sentirse, abrazar, al llegar

A
zich voelen, zich stevig vasthouden, bij vertrek
B
zich voelen, omhelzen, bij aankomst
C
gaan zitten, zich stevig vasthouden, bij aankomst
D
gaan zitten, omhelzen, bij vertrek

Slide 20 - Quiz

Viajar es sentirse poeta,
es escribir una carta,
es querer abrazar.
Abrazar al llegar a una puerta
añorando la calma
es dejarse besar.

Slide 21 - Slide

Vertaal één zin uit het derde gedeelte van het gedicht

Slide 22 - Open question

5. Vertaal:
volverse, volver a empezar,
extender, la soledad
A
worden, teruggaan naar het begin, uitsteken, de zonnigheid
B
teruggaan, teruggaan naar het begin, uitdoen, de eenzaamheid
C
teruggaan, opnieuw beginnen, uitdoen, de zonnigheid
D
worden, opnieuw beginnen, uitsteken, de eenzaamheid

Slide 23 - Quiz

Viajar es volverse mundano
es conocer otra gente
es volver a empezar.
Empezar extendiendo la mano,
aprendiendo del fuerte,
es sentir soledad.
 

Slide 24 - Slide

Vertaal één zin uit het vierde gedeelte van het gedicht

Slide 25 - Open question

6. Vertaal:
vestirse, de loco, la postal
A
zich aankleden, als een gek, de ansichtkaart
B
kleding dragen, als een gek, het postkantoor
C
kleding dragen, van de papegaai, het postkantoor
D
elkaar zien, als een gek, de ansichtkaart

Slide 26 - Quiz

Viajar es marcharse de casa,
es vestirse de loco
diciendo todo y nada con una postal,
Es dormir en otra cama,
sentir que el tiempo es corto,
viajar es regresar.

Slide 27 - Slide

Vertaal één zin uit het laatste gedeelte van het gedicht

Slide 28 - Open question

Evaluación
1. Wat is 'viajar', volgens Gabriel García Márquez?

2. Kies één zin uit het gedicht waarmee je het eens bent.
Leg uit waarom.

3. Kies één zin uit het gedicht waarmee je het NIET eens bent. Leg uit waarom.


Slide 29 - Slide