el poema viajar

1 / 32
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

describe la imagen: in duo's omstebeurt una frase over de afbeelding zeggen

Slide 2 - Slide

otra vez
objetivos
- Je kunt vertellen over de inhoud van een korte gedicht: El poema "Viajar" van de Mexicaanse dichter Gabriel García Márquez
- Je kunt jouw interpretatie van dit gedicht verwoorden en beargumenteren
- Je kunt de inhoud van het gedicht koppelen aan je eigen ervaringen en mening

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

criterios de éxito
  • Je herkent de vocabulario van het gedicht.
  • Je begrijpt de vragen die gekoppeld zijn aan het gedicht.
  • Volledige antwoorden in het Spaans formuleren op de vragen. 
  • Je gebruikt gevarieerde uitdrukkingen om je mening te uiten. 

Twijfel? ->  hulp vragen!



Slide 4 - Slide

This item has no instructions

P: ¿Qué es viajar para tí? 

R: Para mí, viajar es  …... 


Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Para mí viajar es ............

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

¿y para el autor?
Ahora vamos a escuchar y leer lo que el autor piensa sobre lo que significa 'viajar' para él. ¿Cuál es tu opinión sobre el poema? ¿Estás de acuerdo con él? ¿Con qué frase? ¿y con qué frase no estás de acuerdo?


Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Vamos a escuchar el poema. ¿Qué palabras conoces? 

¡Dibuja todas las palabras que conoces!

Después, intercambia tu papel con tu vecin@. Escribe 5 palabras que tienen que ver con cada dibujo. 

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Video

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

¡A leer!
Vamos a leer el poema de Gabriel García Márquez - "Viajar"
Ojo: dit is niet de bekende Colombiaanse schrijver, maar iemand uit Mexico met exact dezelfde naam!
Hemos dividido el texto en 5 partes para que puedas entender mejor el vocabulario. 
Antes de leer una parte, haz la pregunta del vocabulario con algunas palabras claves.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

1. Vertaal:
marcharse, dejar, intentar, recorrer
A
gaan, (achter)laten, bedoelingen kenbaar maken, rennen
B
weggaan, (achter)laten, overnachten in een tent, rondreizen
C
weggaan, (achter)laten, proberen, rondreizen
D
gaan, ophouden, proberen, rennen

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

2. Vertaal:
no me importa, regresar, valorar
A
ik wil dit niet importeren, invetten, waarderen
B
het maakt me niet uit, teruggaan, waarderen
C
het is belangrijk voor me, invetten, vliegen
D
ik vind het niet belangrijk, teruggaan, vliegen

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

3. Vertaal:
sabor-saborear, desear
A
smaak-proeven, begeren/willen
B
kennis-weten, begeren/willen
C
kennis-weten, niet meer zijn
D
smaak-proeven, niet meer zijn

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

4. Vertaal:
sentirse, abrazar, al llegar, dejarse

A
zich voelen, zich stevig vasthouden, bij vertrek, zich laten
B
zich voelen, omhelzen, bij aankomst, zich laten
C
gaan zitten, zich stevig vasthouden, bij aankomst, achterlaten
D
gaan zitten, omhelzen, bij vertrek, achterlaten

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

5. Vertaal:
volverse, volver a empezar,
extender, la soledad
A
worden, teruggaan naar het begin, uitsteken, de zonnigheid
B
teruggaan, teruggaan naar het begin, uitdoen, de eenzaamheid
C
teruggaan, opnieuw beginnen, uitdoen, de zonnigheid
D
worden, opnieuw beginnen, uitsteken, de eenzaamheid

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

6. Vertaal:
vestirse, de loco, la postal
A
zich aankleden, als een gek, de ansichtkaart
B
kleding dragen, als een gek, het postkantoor
C
kleding dragen, van de papegaai, het postkantoor
D
elkaar zien, als een gek, de ansichtkaart

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Ahora escribe tus frases de acuerdo / de no acuerdo.
1. Estoy muy de acuerdo con la frase.......
2. No estoy nada de acuerdo con la frase ......

Slide 23 - Open question

This item has no instructions

tarea 1 - en pareja
¿Qué es viajar según García Márquez?

Elegid un número en el "slide" siguiente. Uno de vosotros defiende A, el otro B, usando una frase del poema como argumento. ¿Gana A o B en vuestra opinión? 


preparación examen oral

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

tarea 1 - en pareja
¿Qué es viajar según García Márquez?

1 - A) sentirse solo/a                     B) conectar con la gente
2 - A) nostálgico                             B) explorar lo nuevo
3 - A) dejarse llevar                        B) libertad



Slide 25 - Slide

This item has no instructions

tarea 2 - individual

explicar tu opinión
formular tus argumentos en las preguntas siguientes: 
¿Con qué frase estás muy de acuerdo?
¿Con qué frase no estás nada de acuerdo? 

l

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

¿Con qué frase estás muy de acuerdo?,
Da tu opinión con "estoy de acuerdo con ....., porque/ya que......"

Slide 27 - Open question

This item has no instructions

¿Con qué frase no estás nada de acuerdo?:
Da tu opinión con "no estoy de acuerdo con ....., porque/ya que......"

Slide 28 - Open question

This item has no instructions

¿Qué es viajar para tí?
Pon tu opinión en las páginas siguientes. 
completa las frases: 
Para mí viajar es ......., por que .........

¿tienes otra opinión después de haber leído el poema?

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Para mí viajar es.....

Slide 30 - Mind map

This item has no instructions

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Ahora haz los ejercicios de las páginas 22-26 en tu cuaderno

Dit zijn ook de type vragen die je op het mondeling kunt verwachten.

Slide 32 - Slide

This item has no instructions