2Hb - les 3

Nederlands 
Welkom 2Ha!

Pak je leesboek alvast.


1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with text slides.

Items in this lesson

Nederlands 
Welkom 2Ha!

Pak je leesboek alvast.


Slide 1 - Slide

Lesinhoud
  • Bespreken huiswerk
  • Start Lezen Hoofdstuk 1
  • Aan de slag

Slide 2 - Slide

Lezen
Start met zelfstandig lezen in je boek. Geen boek mee? Schrijf een gedichtje over waarom je je boek bent vergeten (wees creatief!). Let op: je moet het wel voorlezen...
timer
10:00

Slide 3 - Slide

Onderwerp
Iedere tekst heeft een onderwerp.
  •  Kun je vinden door te kijken naar: titel, ondertitel, afbeelding, inleiding
  •  één woord (‘zorg’) of woordgroep (‘werken in de zorg’). Ga uit van maximaal 5 woorden
  • belangrijke informatie staat in de inleiding, middenstuk en slot


Slide 4 - Slide

Hoofdgedachte
  • De hoofdgedachte is de belangrijkste boodschap van de tekst 

  • Soms gaan 2 zinnen over hetzelfde onderwerp, maar hebben ze een andere hoofdgedachte:

- De personeelstekorten in de zorg zullen  alleen maar toenemen.
- De zorg is de mooiste en meest dankbare sector om in te werken.



Slide 5 - Slide

Bespreken huiswerk
Opdracht 1 en 2 van De Brug

Slide 6 - Slide

Opdracht 1
1 B groente of fruit
2 deelonderwerp 1 (alinea 2): Plek op het menu / De kok
deelonderwerp 2 (alinea 3): Welke plant? / De tuinder
deelonderwerp 3 (alinea 4): Echte vrucht / De wetenschap/plantkunde
3 B opsommend verband, want de alinea’s bevatten elk een gezichtspunt van waaruit naar groente en fruit gekeken wordt.
4 zoals

Slide 7 - Slide

Opdracht 1
5 appels en bessen, die aan een meerjarige boom of struik groeien  een meloen, die aan eenjarige zachte stengels op de grond groeit / die aan stengels groeit die in de winter afsterven
6 (1) De vrucht moet ontstaan als een bloem is uitgebloeid. (2) De vrucht moet pitjes hebben die zijn omringd door vruchtvlees.
7 Ook
8 B Het hangt van je gezichtspunt af of je vruchten groente of fruit noemt.
9 Het doel is informeren. De schrijver wil dat je iets te weten komt.
10 D de tekst verfraaien, want de tekst zou een beetje saai zijn als er geen plaatje bij stond

Slide 8 - Slide

Opdracht 2
1 een zwetende robot
2 mensen die zweten  robots die niet zweten
3 We zijn niet gewend aan een zwetende robot.  Er bestaat wel een zwetende robot.
4 In alinea 3 staat de zin ‘Vervolgens loopt het via de poriën naar buiten.’ Het signaalwoord van het chronologisch verband is ‘Vervolgens’.
5 B Toelichtend verband: in de laatste zin van alinea 2 staat dat er een nieuwe techniek is ontwikkeld en in alinea 3 en 4 wordt uitgelegd welke techniek dat is.

Slide 9 - Slide

onderwerp
hoofdgedachte
vinden met orienterend lezen
vinden met nauwkeurig lezen
een woord of paar woorden
een hele zin
let op: geen vraagzin!
waar de tekst over gaat
wat de schrijver over het onderwerp wil vertellen
meestal eerste vraag in een toets
meestal laatste vraag in een toets

Slide 10 - Slide

Start Lezen H1
Hoofd- en bijzaken en kernzinnen

Slide 11 - Slide

Hoofdzaken en kernzinnen
Hoofdzaken: 
Belangrijkste zaken in een tekst (niet zo belangrijk = bijzaak).
Vind je op voorkeursplaatsen (inleiding/slot).

Staat vaak in kernzin van een alinea. 
Kernzin: 1e, 2e of laatste zin in alinea. 

Slide 12 - Slide

Samenvatten van een tekst
stap 1: lees de tekst goed door
stap 2: onderstreep de hoofdzaken ->let op voorkeursplaatsen
stap 3: noteer de belangrijkste info uit de tekst

Slide 13 - Slide

Aan de slag
Maak opdracht 1 en 2 van Lezen H1 (blz 13). Klaar? Ga dan lezen in je leesboek. 

Slide 14 - Slide