toetsbegrippen t/m 20

De afkorting ZBMO staat voor:


A
Zoeker, boodschap, marketing, onderzoeker
B
Zenden, bericht, medium, ontvanger
C
Zender, bericht, media, overdragen
D
Zender, boodschap, medium, ontvanger
1 / 18
next
Slide 1: Quiz
HandelMBOStudiejaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

De afkorting ZBMO staat voor:


A
Zoeker, boodschap, marketing, onderzoeker
B
Zenden, bericht, medium, ontvanger
C
Zender, bericht, media, overdragen
D
Zender, boodschap, medium, ontvanger

Slide 1 - Quiz

Bij ruis komt een boodschap niet goed over bij de ontvanger
A
Juist
B
Onjuist

Slide 2 - Quiz

Communicatie binnen een groep
A
groepscommunicatie
B
massacommunicatie
C
formele communicatie
D
informele communicatie

Slide 3 - Quiz

Wat is de belangrijkste taak van een vertegenwoordiger?
A
klanten bezoeken
B
producten inkopen
C
verkopen
D
klachten afhandelen

Slide 4 - Quiz

Wat is de belangrijkste taak van een Salesmanager?
A
klanten bezoek
B
klachten afhandelen
C
verkopen
D
de salesafdeling aanturen

Slide 5 - Quiz

Zet de fases van het verkoopplan in de juiste volgorde:
A
analysefase, beslisfase, implementatie, en evaluatiefase
B
beslisfase, analysefase, implementatie en evaluatiefase
C
implementatiefase, analysefase, beslisfase, evaluatiefase
D
evaluatiefase, analysefase, beslisfase, implementatiefase

Slide 6 - Quiz

1 Bij een marketingorganisatie valt de marketingafdeling onder de salesafdeling
2 Een offerte is een rekening
A
1+2 zijn beiden juist
B
1+2 zijn beiden onjuist
C
1 is juist; 2 is onjuist
D
1 is onjuist; 2 is juist

Slide 7 - Quiz

1 Cold calling is onaangekondigd potentiële klanten bellen.
2 Acquisitie is een ander woord voor klantenwerving.
A
1+2 zijn beiden juist
B
1+2 zijn beiden onjuist
C
1 is juist, 2 is onjuist
D
1 is onjuist, 2 is juist

Slide 8 - Quiz

Het voordeel van Franchising is:
A
lagere kosten
B
meer vrijheid voor de ondernemer
C
minder ondernemersrisico
D
meer flexibiliteit

Slide 9 - Quiz

Canvassen is:
A
hetzelde als cold calling
B
zeer effectief bij acquisitie
C
hetzelfde als klachtenmanagement
D
onaangekondigd bij prospects langsgaan

Slide 10 - Quiz

Zet de onderdelen van de Sales Funnel in de juiste volgorde
A
suspects, leads, prospects, klanten
B
leads, suspects, prospects, klanten
C
prospects, leads, klanten,suspects
D
klanten, leads, prospects, suspects

Slide 11 - Quiz

Welke stelling is juist?
A
Leads kopen meer dan klanten
B
leads kunnen prospects worden
C
een ander woord voor leads is de doelgroep
D
klanten kunnen prospects worden

Slide 12 - Quiz

Een agent
A
is een tussenpersoon in loondienst
B
een tussenpersoon die bij jou producten inkoopt en in het buitenland verkoopt
C
een tussenpersoon die voor jouw bedrijf bemiddelt bij sales in het buitenland
D
een tussenpersoon die voor jouw de schappen verzorgt bij klanten

Slide 13 - Quiz

Een service merchandiser
A
verkoopt voor jouw in het buitenland
B
verzorgt de schappen bij klanten
C
is een verkoper binnendienst
D
is een showroommedewerker

Slide 14 - Quiz

Een affiliate shop
A
is een winkel in computers
B
een internetsite waar doorklikkende prospects een beloning opleveren
C
een digitale winkel
D
een soort showroom

Slide 15 - Quiz

Wat is de juiste volgorde van
de fasen van een verkoopcyclus?
A
relatie; informatie; voorbereiding; opening; transformatie en afsluitfase
B
voorbereidings-; informatie-; openings-; transformatie-; afsluit en relatie-fase
C
relatie-; voorbereidings-;informatie-; openings; transformatie; afsluit- en relatie-fase
D
voorbereidings-; openings-; informatie-; transformatie-; afsluit- en relatie-fase

Slide 16 - Quiz

Bij een marketingorganisatie:
A
streeft het bedrijf naar maximale winst
B
streeft het bedrijf naar maximale omzet
C
staat de klant centraal
D
staat het bedrijf centraal

Slide 17 - Quiz

Wat is geen voorbeeld van direct marketing
A
een e-mail met een persoonlijke kortingscode
B
een geadresseerde brief van de postcodeloterij
C
telemarketing
D
een service merchandiser

Slide 18 - Quiz