H4 lijdend voorwerp

Programma
  • Terugblik les 
  • Uitleg nieuwe theorie  (hehaling)
  • Aan het werk 
  • Huiswerk opgeven 
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Programma
  • Terugblik les 
  • Uitleg nieuwe theorie  (hehaling)
  • Aan het werk 
  • Huiswerk opgeven 

Slide 1 - Slide

Lezen
10 minuten lezen in je leesboek
timer
10:00

Slide 2 - Slide

Terugblik les
Wat hebben we de vorige les behandeld? 

Slide 3 - Slide

Vandaag
Doel
  • Aan het einde van de les heeft iedereen geoefend met het vinden van het lijdend voorwerp in een zin. 
  • Kan iedereen een zin maken met een lijdend voorwerp

Slide 4 - Slide

Zinnen ontleden
Wat is  ontleden? 
Welke zinsdelen kennen we? 

Slide 5 - Slide

Lijdend voorwerp (lv)
  • Komt voor in zinnen waarin iets/iemand wat overkomt of meemaakt. 
  • Hoe vind je het lijdend voorwerp?
  1. Vind eerst de pv t/m ww.gezegde
  2. Stel dan de vraag: 
Wat (soms wie) + werkwoordelijk gezegde + onderwerp? 

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Link

DUS?
Wat is nu het lijdend voorwerp? 
Hoe kan ik het lijdend voorwerp vinden?

Slide 8 - Slide

Zelf maken

Maak een zin met een pv, ow, wwg en lv.

4 leerlingen mogen de zin op het bord schrijven.

Slide 9 - Slide

Aan het werk 
Taalverzorging grammatica hoofdstuk 4 (blz. 118)
  • Groep 1: Startopdracht, opdracht 1 t/m 4
  • Groep 2: Startoprdacht, opdracht 1 t/m 4
Klaar? Nakijken grammatica H3 + H4 en fouten verbeteren.

Klaar met nakijken? Lezen in leesboek
timer
20:00

Slide 10 - Slide

In elke zin staat een lijdend voorwerp
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quiz

Kan jij het lijdend voorwerp
in die zin vinden?

A
jij
B
het lijdend voorwerp
C
in die zin
D
kan vinden

Slide 12 - Quiz

Vandaag hebben we pizza gegeten.
we =
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 13 - Quiz

Wie heeft mijn scooter gerepareerd?
mijn scooter =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 14 - Quiz

Wat zoek je na het onderwerp?
A
Werkwoordelijk gezegde
B
Lijdend voorwerp
C
Meewerkend voorwerp
D
Bijwoordelijke bepaling

Slide 15 - Quiz

Ik vond ze heel bizar
ze =
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
persoonsvorm
D
werkwoordelijk gezegde

Slide 16 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in de zin: De baby krijgt een luier.
A
een luier
B
krijgt
C
de baby
D
Er staat geen lijdend voorwerp in deze zin.

Slide 17 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in de zin: Jasper speelt gitaar.
A
Jasper
B
gitaar
C
speelt
D
Er staat geen lijdend voorwerp in de zin.

Slide 18 - Quiz