Grammatica Zelfstandige werkwoorden en hulpwerkwoorden

1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Waar staan een lidwoord, stoffelijk bijvoeglijk bijvoeglijk naamwoord en een zelfstandig naamwoord?
A
een mooie zonsondergang
B
een katoenen vest
C
het verdrietige meisje
D
de linnen broek

Slide 2 - Quiz

Dordrecht
A
blw
B
zn
C
bn
D
zn-e

Slide 3 - Quiz

'zwemmen' is een...

A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
lidwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 4 - Quiz


Benoem het onderstreepte woord:
Het kleine meisje loopt naast het pad.

- lidwoord

- zelfstandig naamwoord

- werkwoord

- bijvoeglijk naamwoord

- voorzetsel

A
bn
B
st.bn

Slide 5 - Quiz


Benoem het onderstreepte woord:
Zij is het leukste en liefste meisje dat ik ken.

- lidwoord

- zelfstandig naamwoord

- werkwoord

- bijvoeglijk naamwoord

- voorzetsel

A
zn
B
bn

Slide 6 - Quiz


Benoem het onderstreepte woord:
Het kleine meisje loopt naast het pad.

- lidwoord

- zelfstandig naamwoord

- werkwoord

- bijvoeglijk naamwoord

- voorzetsel

A
olw
B
blw
C
geen lidwoord

Slide 7 - Quiz


Benoem het onderstreepte woord:
Ik heb mijn boek laten vallen. Pak jij het even voor mij?

- lidwoord

- zelfstandig naamwoord

- werkwoord

- bijvoeglijk naamwoord

- voorzetsel

A
olw
B
blw
C
geen lidwoord

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Wat weet jij van zelfstandige werkwoorden? Typ het hier!

Slide 11 - Open question

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Lezen tot 13:50

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik word bekeken.
word = .....
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 25 - Quiz

Zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik word bekeken
bekeken = .....
A
zww
B
hww

Slide 26 - Quiz

Zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik heb gegeten
heb = .....
A
zww
B
hww

Slide 27 - Quiz

Zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik heb gefietst.
gefietst = .....
A
zww
B
hww

Slide 28 - Quiz


zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik heb  een ijsje uit de diepvries gepakt.   
A
heb = zww gepakt = zww
B
heb = hww gepakt = hww
C
heb = hww gepakt = zww
D
heb = zww gepakt = hww

Slide 29 - Quiz


zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Het eekhoorntje heeft de walnoot in een bloempot begraven.

A
heeft = zww begraven = zww
B
heeft = hww begraven = hww
C
heeft = hww begraven = zww
D
heeft = zww begraven = hww

Slide 30 - Quiz

Wat is waar over het zelfstandig werkwoord en het hulpwerkwoord?

A
Een zelfstandig werkwoord staat nooit alleen in een zin.
B
Een hulpwerkwoord staat nooit alleen in een zin.
C
Er staat altijd ten minste één hulpwerkwoord in een zin.
D
Er kan meer dan een zww in een zin staan.

Slide 31 - Quiz

In zinnen met een hulpwerkwoord is het zelfstandig werkwoord vaak een?
A
Voltooid deelwoord
B
Infinitief
C
Persoonsvorm
D
Gebiedende wijs

Slide 32 - Quiz

En nu zelf aan de slag!
Maak je online taak voor maandag.

Slide 33 - Slide