3H: F - Lire/G - connaître

Aujourd'hui, c'est le ...
1 / 23
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Aujourd'hui, c'est le ...

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Le programme
Objectif: À la fin de ce cours, vous avez répéter le Futur Simple et vous allez écouter un texte d'être bilingue (le français sans frontières)

Qu'est-ce que nous allons faire aujourd'hui?
- Révision: le Futur Simple
- Lire F



Slide 3 - Slide

Les objectifs
  • Ik begrijp de futur simple en kan deze werkwoordstijd herkennen/gebruiken in een Franse zin
  • Je connais les mots sur 'être biligue'
  • Je comprends un texte sur 'être bilingue'

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

De toekomende tijd
In het Nederlands kun je het werkwoord "gaan" of "zullen" gebruiken om een toekomende tijd te maken.

Ik ga werken > bijvoorbeeld "morgen" of "volgende week".
Ik zal werken > ooit, niet duidelijk wanneer precies. 

Slide 10 - Slide

Le futur
In het Frans kun je ook twee toekomende tijden onderscheiden:

Le futur proche ('nabije toekomst'): 
Je vais travailler (= Ik ga werken)
Le futur simple ('toekomst'): 
Je travaillerai (= Ik zal werken)

Slide 11 - Slide

Le futur simple
1) Stam = hele werkwoord 
2) Stam + uitgangen van avoir (hebben)
Leer dus de uitgangen uit je hoofd!

Bijv. donner (=geven), avoir in de je-vorm = j'ai
Ik zal geven = Je donnerai
Let op! De stam van de futur eindigt altijd op -r

Slide 12 - Slide

Le futur simple: hoe te maken?
Je donnerai                                                   Ik zal geven
Tu donneras                                                  Jij zal geven
Il/elle donnera                                             Hij/zij zal geven
Nous donnerons (niet: AVONS)           Wij zullen geven
Vous donnerez (niet: AVEZ)                   Jullie zullen geven, u zal geven
Ils/elles donneront                                    Zij zullen geven

Slide 13 - Slide

Le futur s.: onregelmatige ww. (stam)
  • Bij een aantal werkwoorden is de stam onregelmatig. Het is dus niet het hele werkwoord, maar alleen wat hier vet gedrukt staat:
  • être - je serai
  • avoir - j'aurai
  • faire - je ferai
  • aller - j'irai
  • prendre - je prendrai                           
  • venir - je viendrai

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Vertaal:
Jij zult geven = Tu .......................
A
donnerai
B
donneras
C
donnera
D
donnerons

Slide 16 - Quiz

Wat is de stam van het onregelmatige ww avoir in de futur? (tb. blz. 40)
A
avoir...
B
av...
C
aur..
D
ir...

Slide 17 - Quiz

vertaal het ww in de futur:
ik zal zijn (être)
A
j'êtrai
B
j'étais
C
je suis
D
je serai

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Slide

Tel de ww in de futur
in de tekst over Brad Pitt.
Hoevaak komt de futur voor?

Slide 20 - Open question

Les devoirs 3H
Apprendre (leren) 
Le vocabulaire E & F (p. 126/127) + grammaire C (p. 38) & phrases-clés D (p. 39) 




Faire (maken)

F (écouter) & G (connaître) - en ligne (Learnbeat)

Slide 21 - Slide

Notre futur
1) Stel jouw leven voor over 10 jaar. Weke beroep zal jij beoefenen?
2) Ik zal leraar Frans zijn.
3) Ik, dierenarts! Ik zal veel geld verdienen.
4) Zullen wij nog vrienden zijn?
5) Ja, natuurlijk. Wij zullen kinderen hebben.
6) Wij zullen op vakantie gaan (vertrekken) samen
met onze families.

Slide 22 - Slide

Notre futur
1) Imagine ta vie dans 10 ans. Quel métier tu exerceras ?
2) Je serai professeur de français.
3) Moi, vétérinaire ! Je gagnerai beaucoup d’argent.
4) On sera / Nous serons encore des amis ?
5) Oui, bien sûr. Nous aurons des enfants.
6) On partira en vacances ensemble
avec nos familles.

Slide 23 - Slide