Grammatica 4 woordsoorten, opd. 1 t/m 4

Grammatica 4
Onderwerp: aanwijzend en vragend voornaamwoord

Doel: Aan het einde van deze les kunnen jullie het aanwijzend voornaamwoord en het vragend voornaamwoord aanwijzen in een zin. 
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Grammatica 4
Onderwerp: aanwijzend en vragend voornaamwoord

Doel: Aan het einde van deze les kunnen jullie het aanwijzend voornaamwoord en het vragend voornaamwoord aanwijzen in een zin. 

Slide 1 - Slide

Starten
Neem voor je: bladzijde 120

Slide 2 - Slide

Kolom 1
zo'n
Kolom 2
deze
wie
waar
daar
dit
welk
die
wat
dat

Slide 3 - Drag question

aanwijzend voornaamwoord
Een aanwijzend voornaamwoord wijst een mens, een dier of een ding aan: deze vrouw, dat paard, die fiets. Dit zijn aanwijzende voornaamwoorden: deze, die, dat, dit, zulk(e), zo’n, dergelijk(e), zelf, hetzelfde, dezelfde.
Een aanwijzend voornaamwoord kan voor een zelfstandig naamwoord staan, maar het kan ook alleen staan. Als het alleen staat, kun je het zelfstandig naamwoord er soms wel achter denken:
– Deze rode fiets vind ik mooier dan zo’n zwarte (fiets). Vind jij dat ook?

Slide 4 - Slide

aanwijzend voornaamwoord
Let op:
• De woorden dat en die behoren tot meerdere woordsoorten. Dat en die zijn alleen aanwijzend voornaamwoord als je ze kunt vervangen door dit en deze.
• Woorden die een plaats of een richting aangeven (daar, daarheen, daarover, daarlangs) zijn geen aanwijzend voornaamwoord.

Slide 5 - Slide

vragend voornaamwoord
Er zijn vier vragende voornaamwoorden (vr.vnw): wie, wat, welk(e), wat voor (een). Ze staan meestal aan het begin van een vraag:
Wie van jullie wil even een boodschap voor me doen?
– Naar welk land gaat je vriendin op vakantie?
Soms staat een vragend voornaamwoord aan het begin van een zin die gemaakt is van een vraag:
– Hij vroeg wie van ons even een boodschap voor hem wilde doen.

Slide 6 - Slide

vragend voornaamwoord
Let op:
Wie en wat zijn geen vragend voornaamwoord als ze terugwijzen naar een eerder genoemd woord:
– Die leuke jongen over wie je me zojuist vertelde, loopt daarginds.
• Woorden als waar, waarheen, wanneer en hoe zijn geen vragende voornaamwoorden.

Slide 7 - Slide

Met zulke praatjes hoef je bij die man echt niet aan te komen.

Slide 8 - Open question

Weet je al welke klasgenoten je uitnodigt voor dat feest?

Slide 9 - Open question

Mijn broer heeft geen idee wie zijn kapotte cd-speler kan maken.

Slide 10 - Open question

Iedereen eet liever de hamburgers van McDonald's dan deze vette.

Slide 11 - Open question

Heb je voor dit verslag hetzelfde boek gelezen als Jeanine?

Slide 12 - Open question

Ze snapt niet wat ze anderen aandoet met dergelijke roddels.

Slide 13 - Open question

Zelfstandig werken
Maak van hoofdstuk 4 Grammatica woordsoorten:
opdracht 2 op blz.121)


Huiswerk voor maandag 30/3: opdracht 3 en 4 (blz.121)

Slide 14 - Slide

Wat heb je van deze les geleerd?

Slide 15 - Open question