Het voltooid deelwoord §2.3

Het voltooid deelwoord §2.3
3F
Welkom!
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Het voltooid deelwoord §2.3
3F
Welkom!

Slide 1 - Slide

Lesdoel:
Je spelt het voltooid deelwoord correct.

Slide 2 - Slide

De persoonsvorm
Vorige week hebben jullie geoefend met de persoonsvorm verleden tijd. Het werkwoord dat verandert als je de zin in een andere tijd zet is de persoonsvorm.

Voorbeeld:

De studenten hebben een werkstuk gemaakt.
De studenten hadden een werkstuk gemaakt.

Slide 3 - Slide

Hoe maak je de persoonsvorm in de verleden tijd?

Slide 4 - Open question

persoonsvorm            't ex-fokschaap
verleden tijd  
sterke werkwoorden
Veranderen van klank en schrijf je zo kort mogelijk.
zwakke werkwoorden
enkelvoud
meervoud  
Er zijn geen regels voor het vervoegen van sterke werkwoorden. 
Je moet ze onthouden. 
lopen - liepen 
slapen - sliepen 
geven - gaven 

+te
+de
+ten
+den
In de verleden tijd gebruik je het 't ex-kofschip 
om zeker te weten of je +te of +de moet schrijven. 

Slide 5 - Slide

Het voltooid deelwoord
Om een voltooide tijd te maken gebruik je het werkwoord hebben of zijn + een voltooid deelwoord

Het voltooid deelwoord begint vaak met -ge- en eindigt vaak op een -t of -d
Ook hier onthoud je 't ex-fokschaap.


                                                                         



Slide 6 - Slide

Voorbeeld 
1. Hij heeft vandaag in Emmen gewerkt. 
 werken: -k voor -en, dus ge + werk + t       (werk  =  ik-vorm)

2. Zij is voor het examen geslaagd. 
 slagen: -g voor -en, dus ge + slaag + d     (slaag  =  ik-vorm)

3. Wij hebben koffie gedronken.    *Gedronken is een sterk werkwoord dat je moet onthouden.

Slide 7 - Slide

Let op!
reizen  --> geen -z- in  -->   't ex-fokschaap    --> ik reisde/wij reisden / gereisd

beloven --> geen -v- in -->   't ex-fokschaap   --> ik beloofde/ wij beloofden/ beloofd


Slide 8 - Slide

Nu jij!

Slide 9 - Slide

Ik heb mijn haar ................... (knippen)

Slide 10 - Open question

Jij hebt het aan hem ............. (vertellen)

Slide 11 - Open question

Hij ........( bedoelen) het goed.

Gebruik de tegenwoordige tijd.

Slide 12 - Open question

Hij heeft het goed ...........(bedoelen)

Slide 13 - Open question

Vragen?
Jullie kunnen aan de slag in de online leeromgeving van Nu Nederlands.

Ga naar: taalverzorging, 2.3 voltooid deelwoord 
Begin met de online oefeningen.

Slide 14 - Slide