This lesson contains 14 slides, with text slides and 1 video.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Du hast 3 min für:
Je hebt 3 min om:
Jacke aus
Handy in die Tasche ohne tohn
Laptop geschlossen auf dem Tisch
Buch/ Heft/ Stift auf dem Tisch
timer
3:00
Als de timer is gestopt zie ik iedereen in stilte bezig met het schrijven van de woordjes die je zo op het bord gaat zien.
Slide 3 - Slide
Wörter schreiben und abfragen
1. schaatsen
2. misschien
3. bovendien
4. de wedstrijd
5. jammer
6. de vakantie
7. badmintonnen
8. de zin
9. verstaan
10. werken
Je hoort zo de Duitse vertaling van de woordjes door elkaar. Zet ze achter het Nederlandse woord.
Slide 4 - Slide
Was machen wir heute?
Wörter schreiben und abfragen
Wiederholung bezittelijke voornaamwoorden
An die Arbeit
Kahoot
deutsches Lied
Slide 5 - Slide
Lernziel
- aan het einde van de les kan je het bezittelijk voornaamwoord vertalen in de juiste vorm, doordat je een kahoot hebt gespeeld.
Slide 6 - Slide
Heft
Noteer de Nederlandse bezittelijke voornaamwoorden!
mijn
jouw
zijn
haar
ons/onze
jullie
hun
uw
mein(e)
dein(e)
sein(e)
ihr(e)
unser(e)
euer(e)
ihr(e)
Ihr(e)
Slide 7 - Slide
Bij de bezittelijke voornaamwoorden kan er een -e achter komen.
Waarom?
Als het zelfstandige naamwoord achter het bezittelijke voornaamwoord vrouwelijk of meervoud is dan komt er net als bij ein en kein een -e achter het bezittelijk voornaamwoord.
Er staan 4 verschillende vormen van ihr. Wat is het verschil?
ihr als persoonlijk voornaamwoord betekent jullie en als bezittelijk voornaamwoord haar, hun en uw. Let op de hoofdletter bij de uw-vorm!
Slide 8 - Slide
An die Arbeit
Machen:
Na klar online------->Test jezelf 3.2
Hoe? De eerste 5 minuten in stilte, daarna fluisteren
Klaar?
Online: Kapitel 3--->versterk jezelf----------->
timer
10:00
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Lernziel
- aan het einde van de les kan je het bezittelijk voornaamwoord vertalen in de juiste vorm, doordat je een kahoot hebt gespeeld.