2e klas Lezen h.1 & h.2

Hallo 
Je mag op je laptop/tablet/telefoon naar www.lessonup.nl gaan.

Vul de code links onderin in.

Log in met je eigen(!) naam.
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Hallo 
Je mag op je laptop/tablet/telefoon naar www.lessonup.nl gaan.

Vul de code links onderin in.

Log in met je eigen(!) naam.

Slide 1 - Slide

Hoofdzaken en bijzaken
Lezen hoofdstuk 1

Aan het einde van deze les kan ik; 
  • hoofdzaken en bijzaken van elkaar onderscheiden;
  • kernzinnen herkennen;
  • een korte tekst samenvatten.

Slide 2 - Slide

Hoofdzaken

Slide 3 - Mind map

Alles wat geen hoofdzaak is, is een bijzaak.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

Hoofdzaken
  • de belangrijkste zaken in een tekst (kernzinnen)
  • staan meestal in de inleiding of het slot
  • hoofdzaak van een alinea staat in de kernzin
  • feiten, jaartallen, cijfers
Bijzaken
  • de minder belangrijke zaken in een tekst
  • geven een nadere uitleg in de alinea

Slide 5 - Slide

Tekstverbanden en signaalwoorden
Lezen hoofdstuk 2

Aan het einde van deze les kan ik;
  • Tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden;
  • Concluderende, redengevende, oorzakelijke en vergelijkende tekstverbanden herkennen.

Slide 6 - Slide

Herhaling
chronologisch verband: vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, terwijl, dadelijk, intussen, binnenkort; ook jaartallen en data.

opsommend verband: ten eerste, ten tweede, om te beginnen, bovendien, ook (nog), verder, ten slotte, en, niet alleen … (maar) ook; ook liggende streepjes (–), getallen (1, 2, 3) of ‘dots’(•).

tegenstellend verband: maar, tegenover, daarentegen, toch, echter, hoewel, ofschoon, ondanks, aan de ene kant … aan de andere kant.

toelichtend verband: bijvoorbeeld, zo, als, zoals, denk aan. 


Slide 7 - Slide

chronologisch verband
opsommend verband
tegenstellend verband
toelichtend verband
Eerst hebben we Nederlands, daarna hebben we Engels.
Brahim heeft, ondanks zijn blessure, een 10 voor gym op zijn rapport. 
Op mijn verjaardag eet ik gebak, bijvoorbeeld appeltaart.
Michael is goed in voetbal en in basketbal.  

Slide 8 - Drag question

Slide 9 - Slide

concluderend verband
redengevend verband
oorzakelijk verband
vergelijkend verband
Ik wil een nieuwe telefoon kopen, dus ben ik aan het sparen.
De cijfers zijn bekend gemaakt. Het blijkt dat de meeste leerlingen een onvoldoende hebben. 
Fatima kwam vandaag te laat op school, doordat haar fiets onderweg kapot ging.
Mustafa is net als Kyra naar dat concert gegaan. 

Slide 10 - Drag question

Maak een zin met een concluderend tekstverband.

Slide 11 - Open question

Maak een zin met een redengevend tekstverband.

Slide 12 - Open question

Maak een zin met een oorzakelijk tekstverband.

Slide 13 - Open question

Maak een zin met een vergelijkend tekstverband.

Slide 14 - Open question

Klaar?

Maak opdracht: xx
huiswerk: xx 

Slide 15 - Slide