Beantwoord onderstaande vragen in je schrift.
1. Wat is een zin?
2. Is het woordje ‘door’ in de zin ‘Loop nu eens door’ een voorzetsel? Leg uit!
3. Wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
4. Wanneer noem je een werkwoord een zelfstandig werkwoord?
5. Wat doet een hulpwerkwoord?
6. Wat is een wederkerend voornaamwoord? Geef ook een voorbeeld.
7. Welke woorden kun je op de plek zetten van het betrekkelijk voornaamwoord m.i.a. 'die'?