Grammatica havo 3 - Woordsoorten herhaling 1

Woordsoorten herhalingsles 1
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Woordsoorten herhalingsles 1

Slide 1 - Slide

Huiswerkcheck (11, Blok 3)          vragen?
timer
5:00

Slide 2 - Slide

Barkie
  • Beluister het liedje in de volgende slide;
  • Wat valt je op? Noteer minstens 3 opvallende woorden in je schrift.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

opvallende woorden

Slide 5 - Mind map

Trek een barkie uit de muur
Voor slurpers
De barman heb er zin an
At your service
Kruipend naar huis
Zonder een rooie cent
Trek een barkie uit de muur
Voor slurpers


  • Wat betekent 'barkie'?
  • Welke woordsoort is 'barkie'?
  • Wat betekent 'bossen'? (Mag ik hier een barkie bossen?)
  • Welke woordsoort is 'bossen'?
  • Hoe weet je dat?

Slide 6 - Slide

Beantwoord onderstaande vragen in je schrift.
1. Wat is een zin?
2. Is het woordje ‘door’ in de zin ‘Loop nu eens door’ een voorzetsel? Leg uit!
3. Wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
4. Wanneer noem je een werkwoord een zelfstandig werkwoord?
5. Wat doet een hulpwerkwoord?
6. Wat is een wederkerend voornaamwoord? Geef ook een voorbeeld.
7. Welke woorden kun je op de plek zetten van het betrekkelijk voornaamwoord m.i.a. 'die'?

timer
5:00

Slide 7 - Slide

Maken
Opdr. 13 en 14 (Blok 3) -
blz. 110

Klaar?
Maken opdr. 15
timer
12:00

Slide 8 - Slide

Nakijken opdr. 13
    hun = bez.vnw                                                         Dan = bw                      
    maar = nevensch.vw                                            Welke = vr. vnw
    eerste = b.rtelw                                                      correct = bnw
    Niemand = onb.vnw                                             uit = vz
    dat = aanw.vnw
    Sommige = onb.htelw
    dat = ondersch.vw
    onvolledig = bw
    eenzaamheid = znw
    als = ondersch.vw
    is = kww
    Dan = bw
    Welke = vr.vnw
    correct = bnw
    uit = vz

Slide 9 - Slide

Nakijken opdr. 14

    Voorbeeldzinnen:
1    De aardige jongen is teleurgesteld, omdat hij nu niet met Simon samenwerkt.
2    Jens mailt met Arno, maar hij beantwoordt de mailtjes niet.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide