3KC - Leestekens en tt/vt

Hoofdstuk 1
Taalverzorging
Spelling

Ga zitten op je plaats
Pak je spullen
stil lezen 
(nos, boek, artikel etc.)

(Jas aan de kapstok, 
niet eten tijdens de les.)

1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with text slides.

Items in this lesson

Hoofdstuk 1
Taalverzorging
Spelling

Ga zitten op je plaats
Pak je spullen
stil lezen 
(nos, boek, artikel etc.)

(Jas aan de kapstok, 
niet eten tijdens de les.)

Slide 1 - Slide

Wat gaan we 
vandaag doen?
  • Punten, komma's, aanhalingstekens, uitroep- en vraagtekens herhalen.

  • Uitleg over spelling.

  • Zelfstandig aan het werk met het nakijken van je toets en een reflectie formulier invullen/eventuele vragen stellen.

  • De les afsluiten.

Slide 2 - Slide

De vorige les:
Hoofdletters

Slide 3 - Slide

De vorige les:
Hoofdletters
  • Aan het begin van een zin
  • Bij namen: Stijn van Dam, Utrecht, Kruidvat, Adidas, Pasen
  • Aardrijkskundignamen: Noord-Brabantse, Afrikaanse

Slide 4 - Slide

De vorige les:
Hoofdletters
Wanneer niet?

Bij namen van dagen, maanden, seizoenen en windstreken. 

Slide 5 - Slide

De vorige les:
.!?
Aan het eind van iedere zin gebruik je of een punt (.), uitroepteken (!) of een vraagteken (?).

Slide 6 - Slide

De vorige les:
.!?
Leer jezelf om een zin te beginnen met een hoofdletter en te eindigen met een punt.

Op de toetsen bij Nederlands kan je hierop een hoger cijfer scoren.

Slide 7 - Slide

De vorige les:
,
Wanneer gebruik je de komma?

Tussen delen van: opsommingen.

Na een naam of uitroep aan het begin van een zin. (BAH, wat stinkt het hier!)

Slide 8 - Slide

De vorige les:
,
In een samengestelde zin: 
- Tussen twee persoonsvormen
- Voor een voegwoord zoals: maar, nadat, omdat, terwijl, want.

Let op! Je gebruikt nooit een komma voor het woord en.

Slide 9 - Slide

De vorige les:
Citaat
De leraar zei: 'Dit is een citaat'.

Een citaat plaats je tussen: 'Aanhalingstekens' en eindig je met een punt.

Slide 10 - Slide

Dit kan/ken ik aan het einde van deze les:
  • De tegenwoordige en verleden tijd van de persoonsvorm goed spellen.

Slide 11 - Slide

Spelling:
Ik loop.

Ik liep.

Slide 12 - Slide

Spelling:
Jij loopt.

Jij liep.

Slide 13 - Slide

Spelling:
Wij lopen.

Wij liepen.

Slide 14 - Slide

Spelling:

Slide 15 - Slide

Aan de slag met:
  • Nakijken van je toets; invullen van een reflectie-formulier.

Hoe? Papier

Vragen:
Ik loop door het lokaal om je vraag te beantwoorden. Ik kom vanzelf bij je 
langs.

Wat te doen als je klaar bent:
- Stil lezen

Voor hoe lang?




Groen: Overleggen met je klasgenoten mag. Heb je vragen? Wacht op de docent, of vraag je klasgenoot.
Oranje: We werken op fluisterniveau, vragen? Wacht op de docent.
Rood: We zijn stil aan het werk. Je vragen mag je op een later moment stellen.



timer
10:00

Slide 16 - Slide

De volgende les:
Komende donderdag komt mevrouw Boels de les observeren.

In week 27 vindt de toets taalverzorging plaats. De exacte dag wordt nader bepaald.


Slide 17 - Slide