Klas 2VPB samenstellingen, vervoegen Engelse werkwoorden en voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord

Klas 2VPB samenstellingen, vervoegen Engelse werkwoorden en voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 10 min

Items in this lesson

Klas 2VPB samenstellingen, vervoegen Engelse werkwoorden en voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Slide

Samenstellingen
A
groentesoep
B
groentensoep

Slide 2 - Quiz

Wat is de juiste samenstelling?
A
tarwebrood
B
tarwenbrood

Slide 3 - Quiz

Wat is de juiste samenstelling?
A
huilenbalk
B
huilebalk

Slide 4 - Quiz

Wat is de juiste samenstelling?
A
zonnebrand
B
zonnenbrand

Slide 5 - Quiz

Wat is de juiste samenstelling?
A
fietserek
B
fietsenrek

Slide 6 - Quiz

Wat is de juiste samenstelling?
A
kattenkruid
B
kattekruid

Slide 7 - Quiz

Wat is de juiste samenstelling?
A
rodenkool
B
rodekool

Slide 8 - Quiz

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij ... (racen)
A
racte
B
racette
C
racde
D
racete

Slide 9 - Quiz

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd : Hij ... (deleten)
A
deletete
B
delet
C
delette
D
deletette

Slide 10 - Quiz

Engelse werkwoorden vervoegen
Kies de juiste schrijfwijze:
timer
0:15
A
Hij gamet de hele dag.
B
Hij gamed de hele dag.
C
Hij gamt de hele dag.
D
Hij gamd de hele dag.

Slide 11 - Quiz

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij (timen)
A
hij timede
B
hij timde
C
hij timmde
D
hij timdde

Slide 12 - Quiz

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij (barbecueën)
A
barbecude
B
barbecuede
C
barbecuedde
D
barbecudde

Slide 13 - Quiz

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij (lunchen)
A
hij lunchte
B
hij lunchde
C
hij lunchtte
D
hij lunchdde

Slide 14 - Quiz

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd : Hij (deleten)
A
deletete
B
delet
C
delette
D
deletette

Slide 15 - Quiz

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij (racen)
A
racte
B
racette
C
racde
D
racete

Slide 16 - Quiz

In welke zin is het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruikt?
A
De brief is geschreven
B
De geschreven brief
C
Hij schrijft snel een brief
D
De blauwe brief ligt op de tafel

Slide 17 - Quiz

Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.
Welke is juist gespeld?
A
Het verlate feest
B
Het verlaatte feest

Slide 18 - Quiz

De (besteden, voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord) tijd
A
besteedde
B
besteede
C
bestede

Slide 19 - Quiz

De (vergroten, voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord) foto ...
A
vergrote
B
vergroote
C
vergrootte

Slide 20 - Quiz