ICT-basisvaardigheden VO

• 1 Basisbegrippen ICT

  • 1.1De leerling kan beargumenteren wat een computer is en wat niet. 1 les
  • 1.2De leerling kan aan de hand van een analogie uitleggen hoe het internet werkt. (cargo, trucks, warehouses) 2 lessen
  • 1.3De leerling kan voorbeelden noemen van bekende (sociale) computernetwerken. 1 les

    Zoals WhatsApp, Twitter, Facebook en andere sociale netwerken, multi-player spellen, Spotify, Netflix, Siri, YouTube etc.
  • 1.4De leerling weet dat een computerchip uit elektronische circuits bestaat en dat deze uit logische poorten bestaan die nullen en enen begrijpen. 1 les
  • 1.5De leerling weet hoe het binaire stelsel werkt en kan eenvoudige berekeningen uitvoeren. 1 les

    Binair tellen.
  • 1.6De leerling weet hoe een ‘klassieke’ computer verschilt van een kwantumcomputer. 2 lessen
  • 1.7De leerling begrijpt hoe instructies worden opgeslagen en uitgevoerd op een computer. 2 lessen
  • 1.8De leerling begrijpt hoe verschillende soorten data gerepresenteerd en gemanipuleerd worden. 2 lessen
  • 1.9De leerling weet wat digitale afspraken/protocollen zijn die de basis vormen van een verbinding tussen verschillende apparaten in een netwerk. 1 les

    Door deze protocollen te laten uitbeelden of een spel laten spelen waarmee dit naar voren komt (stop-and-wait protocol).
  • 1.10De leerling leert wat protocollen zijn die de basis vormen voor het verzenden en ontvangen van data tussen mensen en computers. 1 les

    Kent de begrippen server en klant.
  • 1.11De leerling kan een digitaal netwerk inrichten en gebruiken. 1 les
  • 1.12De leerling kan internettoepassingen bedenken en deze uitvoeren en testen. 1 les

• 2 Infrastructuur en technologie

  • 2.1De leerling kan uitleggen wat het Internet of Things is en noemt hier voorbeelden van. 2 lessen

    Denk aan smart homes, connected toys etc.
  • 2.2De leerling is zich bewust van de financiële consequenties van het gebruik van een technische infrastructuur. 1 les
  • 2.3De leerling kan uitleggen waar eigen informatie is opgeslagen en snapt hoe deze toegankelijk is. 1 les
  • 2.4De leerling kan functionaliteiten van een apparaten gebruiken en de onderdelen van het apparaat benoemen. 2 lessen
  • 2.5De leerling maakt gebruik van verschillende interactievormen. 1 les
  • 2.6De leerling maakt gebruik van verschillende navigatievormen.
  • 2.7De leerling kan online inhoud delen met een klasgenoot. 2 lessen
  • 2.8De leerling kan een nieuw bestand aanmaken en deze opslaan op de harde schijf. 2 lessen
  • 2.9De leerling kan een bestand in de Cloud opslaan, openen en delen. 2 lessen

• 3 Standaard ict-toepassingen

  • 3.1De leerling kan met een eigen inlognaam en wachtwoord binnen een Cloud omgeving inloggen. 1 les

    Zoals Google Drive.
  • 3.2De leerling maakt een geschikte keuze tussen verwerkingsprogramma’s afhankelijk van het doel. 1 les
  • 3.3De leerling kent verschillende vormen van online betalingen. 2 lessen
  • 3.4De leerling weet wat de gevaren van de verschillende vormen van online betalingen zijn. 2 lessen
  • 3.5De leerling kan op basis van vuistregels een passende en veilige transactie kiezen. 1 les

• 4 Creëren en publiceren van media

  • 4.1De leerling kan met tekstverwerkingssoftware tekst typen en opmaakfuncties gebruiken 1 les
  • 4.2De leerling kan illustraties in een tekst plaatsen. 1 les
  • 4.3De leerling kan een spreadsheet/database gebruiken om basis van vooropgestelde criteria gegevens te ordenen en berekenen. 1 les

    Bewerken van cellen, gebruik van formules, maken van grafieken, figuren, datatabellen. Extra aandacht voor: welke formules handig zijn, wat een functie in Excel is, selecteren van de juiste cellen voor een formule, mogelijkheid om waarden te sorteren in een datatabel.
  • 4.4De leerling maakt gebruik van formules in een spreadsheet, weet de juiste keuze formule te kiezen en weet de cellen hiervoor te selecteren. 1 les
  • 4.5De leerling maakt grafieken of figuren in een spreadsheet. 1 les
  • 4.6De leerling maakt een datatabel in een spreadsheet en snapt hoe waarden hierin gesorteerd kunnen worden. 1 les
  • 4.7De leerling kan presentatiesoftware gebruiken op basis van vooropgestelde criteria voor weergave. 2 lessen
  • 4.8De leerling kan beeldbewerking software voor video’s en foto’s gebruiken op basis van vooropgestelde criteria. 4 lessen
  • 4.9De leerling maakt gebruik van een geschikt platform in de samenwerking met anderen. 3 lessen

    Zoals email, Skype etc.
  • 4.10De leerling kan een internetbrowser gebruiken op basis van vooropgestelde criteria. 1 les
  • 4.11De leerling kan een website bookmarken in een browser. 1 les
  • 4.12De leerling kan een bestand van het internet downloaden, op de harde schijf opslaan en openen. 1 les
  • 4.13De leerling kan een bestand versturen of uploaden. 2 lessen
  • 4.14De leerling maakt gebruik van online tools. 8 lessen