Grammatica (introductie)

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
Je weet wat de doelen voor de komende weken zijn;
Je kunt uitleggen waarom grammatica belangrijk is;
Je kunt benoemen wat je nog lastig vindt.
Programma
Terugblikken en vooruitkijken
De zin en onzin van grammatica
Startoefening grammatica
Zelftest redekundig ontleden

Slide 2 - Tekstslide

Stap 5
Grammatica

Stap 6
Presenteren (samenwerken)
Combinatie met scheikunde

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Stap 5
Week 1
Blok 1: herhaling en oefenen van zinsdelen
Blok 2: vergelijking met andere talen
Week 2
Blok 3: samengestelde zinnen
Blok 4: zelf uitleg geven
Week 3
Afronding: technische opdracht

Slide 5 - Tekstslide

zin en onzin
Vul het formulier volledig, eerlijk en duidelijk in.


Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Beschrijf in één zin wat je op het plaatje ziet.

Slide 8 - Tekstslide

wolf, roodkapje, meisje, slaan, mishandelen, stok

Wel
Roodkapje slaat de wolf.
In het bos mept Roodkapje de wolf.
Met een stok mishandelt Roodkapje de wolf.

Niet
Met stok mishandelt Roodkapje wolf de.


Slide 9 - Tekstslide

Roodkapje slaat de wolf.
In het bos mept Roodkapje de wolf.
Met een stok mishandelt Roodkapje de wolf.

Opdracht:
a) Voeg woorden/woordgroepen toe aan bovenstaande zinnen. De zin moet nog steeds normaal klinken.
b) Probeer nu juist woorden uit de drie zinnen weg te laten, zonder dat de zin onlogisch wordt.


Slide 10 - Tekstslide

Zinsdelen
De minister bekeek zichzelf in de spiegel.

Naar wie verwijst zichzelf?

Slide 11 - Tekstslide

Zinsdelen
De minister zag dat de ambtenaar zichzelf bekeek in de spiegel.

Naar wie verwijst zichzelf?

Slide 12 - Tekstslide

Zinsdelen
De ambtenaar van de minister bekeek zichzelf in de spiegel.

Naar wie verwijst zichzelf?

Slide 13 - Tekstslide

Zinsdelen
Conclusie:
Zichzelf verwijst niet naar losse woorden (ambtenaar, minister), maar naar hele woordgroepen (de ambtenaar, de minister, de ambtenaar van de minister).
Blijkbaar denken we niet in losse woorden, maar in woordgroepen (zinsdelen)

Slide 14 - Tekstslide

Ga naar de link achter de QR-code
Maak de test met 15 vragen
Bekijk wat je nog lastig vond

Logboek
Noteer je score in je schrift
Geef aan welke onderdelen je nog moet verbeteren

Klaar?
Start met je modulewijzer

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide