H5.1 - Les 2

Welkom!
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Even voorstellen...
  • Tim van Santvoort
  • Wijchen
  • 22 jaar
  • Bedrijfskunde 
  • --> 1-jarige docentenopleiding 
  • Muziek, Netflix,                                                                                        Sporten (als het moet)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Klassikale vragen:
  • Hoe heet dit voorwerp ook alweer?
  • Is deze balans, in balans?
  • Hoe zorgen we dat deze balans weer in balans is?

Slide 4 - Tekstslide

Als er aan de ene kant van de balans in totaal 557.354 euro staat, wat moet er dan aan de andere kant bij het totaal staan?

Slide 5 - Tekstslide

Hoe reken je op deze balans nu het Eigen vermogen uit?

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
  • Je kan uitleggen wat een mutatiebalans is.
  • Je kan mutaties op een mutatiebalans plaatsen.
  • Je kan uitleggen wat debiteuren en crediteuren zijn.
  • Je kan uitleggen wat afschrijvingen zijn en hoe je deze verwerkt in een balans.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

"Wat is in dit voorbeeld de waarde van de inventaris?".

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht:
  1. De inventaris van dit bedrijf is ná vijf jaar 0 euro waard. Hoeveel wordt er dan per maand afgeschreven van de voorraad?
  2. "Hoe noemen we deze maandelijkse kosten?". > Afschrijvingskosten.
  3. Hoe is de balans veranderd op 2-2-2020? Welke balansposten zijn veranderd?

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht: Dit bedrijf verkoopt per bank voor 4.400 euro aan voorraad met een inkoopwaarde van 3.100 euro.
  1. Bereken de brutowinst.
  2. Welke balansposten zijn veranderd? En met welk bedrag zijn de balansposten toe- of afgenomen?
  3. We zien dat het "overschrijven" van balansposten veel tijd kost, kan dit ook sneller?
De Mutatiebalans
Dit bedrijf verkoopt voor 4.400 euro aan goederen met een inkoopwaarde van 3.100 euro. Er wordt per pin (bank) betaald.
Vul de mutatiebalans in!

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht vervolg: Dit bedrijf verkoopt voor 4.400 euro aan goederen met een inkoopwaarde van 3.100 euro.
  1. Vul de mutatiebalans in, welke posten veranderen?
De Mutatiebalans
Bas verkoopt goederen voor € 1.400,- met een inkoopwaarde van € 750,-. Hiervan is € 800,- per pin betaald en € 600,- wordt later op rekening betaald.
Opdracht: Vul de mutatiebalans in!

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht vervolg: Dit bedrijf verkoopt voor 41400 euro aan goederen met een inkoopwaarde van 750 euro.
  1. Vul de mutatiebalans in, welke posten veranderen?
Debiteuren: + € 600,-
Voorraad: - € 750,-
bank + € 800,-
totaal: + € 650
EV: + € 650,-
Aan de slag!
Alleen óf in tweetallen (overleg in fluistertoon)
Opdracht:
Maak 5.10 t/m opdracht 5.10 (blz. 65)
Hulp?
In deze volgorde:
  1. Lees de tekst in je boek
  2. Vraag je buurman/buurvrouw
  3. de docent
Klaar?
Vraag je docent!
10 minuten

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
  • Je kan uitleggen wat een mutatiebalans is.
  • Je kan mutaties op een mutatiebalans plaatsen.
  • Je kan uitleggen wat debiteuren en crediteuren zijn.
  • Je kan uitleggen wat afschrijvingen zijn en hoe je deze verwerkt in een balans.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling 5.3
  • Waarom staat het winkelpand niet op de balans vermeld? 
  • Welk bedrag zat er gezamenlijk in de kas en stond er op de bank voordat Sara de inventaris en de voorraad kleding aanschafte?
  • Leg uit waarom een balans altijd in evenwicht is.
  • Laat met een formule zien hoe je het eigen vermogen van een bedrijf kunt berekenen als je de waarde van de bezittingen en de waarde van het vreemd vermogen kent.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Anneke heeft een persoonlijke lening van € 4.000 afgesloten. Ze betaalt 48 maanden lang € 104,56 per maand.

Hoeveel rente heeft ze in totaal betaald na 48 maanden?
A
€ 1019,88
B
€ 1018,88
C
€ 1017,88
D
€ 1016,88

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies