,

WRE 2AHA - Formuleren - §7 Verbanden aanbrengen tussen zinnen

Nederlands
Welkom 2AHA!
Cursus 6 - Formuleren
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Welkom 2AHA!
Cursus 6 - Formuleren

Slide 1 - Tekstslide

PLANNING
  • 10 minuten lezen
  • Lesdoelen
  • Herhalingsvragen
  • Uitleg: verbanden aanbrengen tussen zinnen
  • Samen oefenen
  • Zelfstandig werken

Slide 2 - Tekstslide

LEZEN 
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

  • Je kunt verbanden aanbrengen in je eigen schrijfwerk door verwijs- en signaalwoorden tussen zinnen aan te brengen.
Lesdoelen

Slide 4 - Tekstslide

Er volgen nu wat herhalingsvragen

Slide 5 - Tekstslide

Synoniemen zijn woorden die ongeveer hetzelfde betekenen, zoals hondjes, viervoeters en beestjes.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een synoniem voor 'leerling'?

Slide 7 - Woordweb

Heb je me soms niet goed verstaan?
A
APO
B
OPA
C
POA
D
PA

Slide 8 - Quizvraag

De ruzie tussen Max en Joep was, ondanks een poging tot bemiddeling door hun vrienden, nog steeds niet opgelost.

In deze zin staan woorden die bij elkaar horen, ver van elkaar af. Geef aan wat er niet goed is.
A
De persoonsvorm en de rest van het gezegde staan ver uit elkaar.
B
Een splitsbaar werkwoord is gesplitst.
C
Lange bijvoeglijke bepaling tussen het aanwijzend voornaamwoord en het zelfstandig naamwoord.
D
Het onderwerp en het gezegde staan ver uit elkaar.

Slide 9 - Quizvraag

Die markante, hoog boven de overige gebouwen uitstekende fabriekspijp is gesloopt.

In deze zin staan woorden die bij elkaar horen, ver van elkaar af. Geef aan wat er niet goed is.
A
De persoonsvorm en de rest van het gezegde staan ver uit elkaar.
B
Een splitsbaar werkwoord is gesplitst.
C
Lange bijvoeglijke bepaling tussen het aanwijzend voornaamwoord en het zelfstandig naamwoord.
D
Het onderwerp en het gezegde staan ver uit elkaar.

Slide 10 - Quizvraag

Vul de zin aan: Een zin met twee of meer persoonsvormen noem je een...

Slide 11 - Open vraag

Gerda is erg zenuwachtig. Ze heeft vanmiddag haar boekbespreking.

Maak van bovenstaande zinnen één zin.

Slide 12 - Open vraag

Ik heb bij vier van de acht vragen niets ingevuld. Ik heb vast een onvoldoende.

Maak van bovenstaande zinnen één zin.

Slide 13 - Open vraag

De manier waarop je iets onder woorden brengt (of de manier waarop je iets uitdrukt in woorden). 

Daar horen in het Nederlands een aantal regeltjes en trucjes bij. Deze behandelen we bij het onderdeel Formuleren.
Formuleren 

=

Slide 14 - Tekstslide

Verbanden
tussen zinnen
  • Een duidelijke tekst bestaat uit zinnen die met elkaar verbonden zijn. Je kunt verbanden leggen door middel van signaalwoorden

Slide 15 - Tekstslide

Zinnen binnen een tekst houden vaak verband met elkaar.
Een tekst is voor een lezer of luisteraar beter te volgen als de schrijver/spreker de verbanden tussen (en binnen) de zinnen duidelijk aanbrengt.

Je kunt op twee manieren verbanden aanbrengen:
  • Verwijswoorden
  • Signaalwoorden


§7 Verbanden aanbrengen in zin
Formuleren §7 (blz. 246-247)

Slide 16 - Tekstslide

Uitlegfilmpje!

Slide 17 - Tekstslide

Door middel van verwijswoorden, die terug- of vooruitwijzen naar een woord of (een deel van) een zin. Er zijn verschillende soorten verwijswoorden:

- Persoonlijke voornaamwoorden, zoals: hij, hem, zij, ze, haar, hen, hun;
- Bezittelijke voornaamwoorden, zoals: zijn, haar, hun;
- Aanwijzende voornaamwoorden, zoals: deze, die, dit, dat;
- Bijwoorden, zoals: daar, waar, toen, zo;
- Waar + voorzetsel of voorzetsel + wie, zoals waarmee, waarover, met wie, over wie;
- Betrekkelijke voornaamwoorden, zoals: die, dat, wie, wat.





§7 Verbanden aanbrengen in zin
Formuleren §7 (blz. 246-247)

Slide 18 - Tekstslide

Door middel van signaalwoorden. Vwo heeft nog 2 extra verbanden.





§7 Verbanden aanbrengen in zin
Formuleren §7 (blz. 246-247)

Slide 19 - Tekstslide

De Rolling Stones gaan weer op tournee. Doreen en Thijs, als enorme fans, vinden heel leuk dat de Rolling Stones weer op tournee gaan.

Verbind de twee zinnen met elkaar. Gebruik een verwijswoord.

Slide 20 - Open vraag

​Een oorzaak ligt buiten de wil van de mens en een reden ligt binnen de wil van de mens. Kijk goed of de zin een oorzaak of een reden bevat.
Kies Daardoor (oorzaak) of Daarom (reden)
A
Ik verveel me zo. Daarom kijk ik een aflevering van The Office op Netflix.
B
Ik verveel me zo. Daardoor kijk ik een aflevering van The Office op Netflix.

Slide 21 - Quizvraag

​Een oorzaak ligt buiten de wil van de mens en een reden ligt binnen de wil van de mens. Kijk goed of de zin een oorzaak of een reden bevat.
Kies doordat (oorzaak) of omdat (reden).
A
Martijn werkt liever bij ​​de Albert Heijn dan bij de Jumbo, doordat hij daar meer korting krijgt als hij er zelf wat koopt.
B
Martijn werkt liever bij ​​de Albert Heijn dan bij de Jumbo, omdat hij daar meer korting krijgt als hij er zelf wat koopt.

Slide 22 - Quizvraag

Zag je die jongen [...] ik daarnet stond te praten? Dat is dus Jochem.
A
waarover
B
waarmee
C
met wie
D
waar

Slide 23 - Quizvraag

Volgens onze mentor blijft de halve klas zitten als we zo doorgaan, [...] natuurlijk erg overdreven is.
A
wat
B
dat
C
waar
D
die

Slide 24 - Quizvraag

Reden: Tim is nog niet naar huis, [...] ik zag hem net nog bij de toiletten.

Slide 25 - Open vraag

ZELFSTANDIG WERKEN
Wat:
Havo: opdracht 1 en 2
Vwo: opdracht 1 en 2
Cursus 6 - §7 Verbanden aanbrengen tussen zinnen.
Hoe:
In de online methode.
Hulp:
Theorie uit je boek of online
Tijd:
Tot het einde van deze les.
Klaar:
Oefen in de online methode met de trainer. Cursus Formuleren.

Slide 26 - Tekstslide