Verwijswoorden
1 / 17
Lesduur is: 40 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Wat las je heel vaak?
Slide 3 - Open vraag
Las dat prettig?
😒🙁😐🙂😃
Slide 4 - Poll
Herschrijf en maak leesbaarder: 'Wietske sprak geen woord Nederlands toen ze dertig jaar geleden met Wietskes ouders naar Zeeland verhuisde. En Wietske sprak zeker geen Zeeuws.'
Slide 5 - Open vraag
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Welke drie soorten verwijswoorden zijn er? Gebruik een komma en een spatie: woord 1, woord 2, woord 3
Slide 9 - Open vraag
geef van iedere soort een voorbeeld. (pagina 53 van je boek)
Slide 10 - Open vraag
Noteer het verwijswoord uit de zin:
In Groningen woont mijn lievelingsneef, die gitaar speelt.
In Groningen woont mijn lievelingsneef, die gitaar speelt.
Slide 11 - Open vraag
Noteer het verwijswoord uit de zin:
Niels liep naar zijn fiets en reed weg.
Niels liep naar zijn fiets en reed weg.
Slide 12 - Open vraag
Noteer het verwijswoord uit de zin:
Leonie is een populaire docent. De lerares maakt van ieder uur een feest.
Leonie is een populaire docent. De lerares maakt van ieder uur een feest.
Slide 13 - Open vraag
Ik vind het niet fijn om in het centrum van Amsterdam te wonen. Het wordt daar namelijk steeds drukker.
Slide 14 - Open vraag
Mathilde bakt graag. Ze maakt geweldige appeltaarten.
Slide 15 - Open vraag
Is Karel weer zijn lunch vergeten?
Slide 16 - Open vraag
Kijk naar de tekst op het bord. Maak deze beter leesbaar door verwijswoorden te gebruiken.
