Herhalen Taal 1 H3

• Nederlands
• WO
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Herhalen Taal 1

Havo 3

Welke vraag stel je om het meewerkend voorwerp te vinden?

1. wie/wat + PV?
2. wie/wat + PV + OW?
3. aan wie / voor wie?
4. hoe? waarom? wanneer?

Welke vraag stel je om het onderwerp te vinden?

1. wie/wat + PV?
2. wie/wat + PV + OW?
3. aan wie / voor wie?
4. hoe? waarom? wanneer?

Welke vraag stel je om de bijwoordelijke bepaling te vinden?

1. wie/wat + PV?
2. wie/wat + PV + OW?
3. aan wie / voor wie?
4. hoe? waarom? wanneer?

Welke vraag stel je om het lijdend voorwerp te vinden?

1. wie/wat + PV?
2. wie/wat + PV + OW?
3. aan wie / voor wie?
4. hoe? waarom? wanneer?

Wat is het zinsdeel in caps lock?

De leverancier bedankte zijn favoriete afnemer HARTELIJK.

1. Onderwerp
2. Lijdend voorwerp
3. Meewerkend voorwerp
4. Bijwoordelijke bepaling

Wat is het zinsdeel in caps lock?

DE LEVERANCIER bedankte zijn favoriete afnemer hartelijk.

1. Onderwerp
2. Lijdend voorwerp
3. Meewerkend voorwerp
4. Bijwoordelijke bepaling

Wanneer gebruik je 't x-kofschip?

(meerdere antwoorden mogelijk)

1. Bij de verleden tijd
2. Bij het voltooid deelwoord
3. Bij de tegenwoordige tijd
4. Bij het bijvoeglijk naamwoord

Vul de juiste vervoeging in:

Joran heeft gisteren zijn Instagram ...... (deleten).

1. gedeleet
2. gedeleted
3. gedeletet
4. verdeleet

Vul de juiste vervoeging in:

Opa ...... (grillen) vroeger elke kerst een haas.

1. grillde
2. grilde
3. grillte
4. grilte

Vul de juiste vervoeging in:

Jullie ...... (antwoorden) gisteren heel verbaasd.

1. antwoorden
2. antwoorten
3. antwoorde
4. antwoordden

Waarom is deze samentrekking foutief?

Gisteren kocht ik een agenda en mijn ouders een kalender.

1. Betekenis
2. Getal
3. Grammaticale functie

Waarom is deze samentrekking foutief?

Het ziekenhuis is goed bevallen, en Isa ook van haar dochter.

1. Betekenis
2. Getal
3. Grammaticale functie

Waarom is deze samentrekking foutief?

Roken is ongezond, en doe ik daarom nooit.

1. Betekenis
2. Getal
3. Grammaticale functie

Vul het juiste verwijswoord in:

De hond ...... Lotte erg gehecht was is weggelopen.

1. aan wie
2. waaraan

Vul het juiste verwijswoord in:

De politieman ...... me aanhield was erg vriendelijk.

1. die
2. wie
3. dat
4. wiens

Vul het juiste verwijswoord in:

Ik laat de keuze over aan ...... .

1. hun
2. hen

Vul het juiste verwijswoord in:

Het is ...... keuze.

1. hun
2. hen

Vul het juiste verwijswoord in:

Het mooiste hotel ...... ik ooit heb meegemaakt.

1. dat
2. welk
3. wat

Met of zonder -n?

Ikea heeft op Tweede Paasdag ...... bezoekers.

1. duizende
2. duizenden

Met of zonder -n?

...... haalden een tien voor de taaltoets.

1. Alle
2. Allen

Met of zonder -n?

...... katten hebben me gekrabd.

1. Beide
2. Beiden

Met of zonder -n?

Zij is een van de ...... .

1. lieve
2. lieven

Hoe moeilijk wordt de taaltoets voor jou?

Heel makkelijk

Een beetje makkelijk

Een beetje moeilijk

Heel moeilijk

Heb je nog vragen over de theorie?