H9 Leerdoel 4 (H)V1

Ik kan een vergelijking oplossen.
1 / 20
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Ik kan een vergelijking oplossen.

Slide 1 - Slide

Samenstelling van deze les
  • Uitleg leerdoel aan de hand van succescriteria
  • Slides met uitleg
  • Aan de slag
  • Check
  • Afsluiting


Slide 2 - Slide

Ik kan een vergelijking oplossen.
Succescriteria
Ik weet het verschil tussen een vergelijking en een formule.
Ik kan een vergelijking oplossen met de bordjesmethode.







Slide 3 - Slide

Slides met theorie, voorbeelden en filmpjes.

Slide 4 - Slide

Verschil tussen formule en vergelijking
Bij een formule heb je 2 variabelen (invoer en uitkomst zijn onbekend).
x + 6 = y             

Bij een vergelijking weet je de uitkomst en ben je op zoek naar de invoer.
3 x + 6 = 15              

Slide 5 - Slide

Bordjes methode
150 = 40 + 55a
150 = 40 +  ...    
55a = 110
a = 110 : 55 = 2

Dus de oplossing is a = 2 
Dit hoef je niet te noteren.
Bedenk voor jezelf wat je op de stipjes wilt zetten, hier het getal 110.

Slide 6 - Slide

Vergelijking oplossen, maar eerst vereenvoudigen.
2a + 3a + 10 - 7 = 23
5a + 3 = 23
5a = 20
a= 4

Slide 7 - Slide

Vergelijking oplossen, maar eerst vereenvoudigen.
2a + 3a + 10 - 7 = 23
5a + 3 = 23
5a = 20
a= 4

Slide 8 - Slide

Vergelijking oplossen, maar eerst vereenvoudigen.
2a + 3a + 10 - 7 = 23
5a + 3 = 23

5a = 20
a= 4

Slide 9 - Slide

Vergelijking oplossen, maar eerst vereenvoudigen.
2a + 3a + 10 - 7 = 23
5a + 3 = 23
... + 3 = 23
5a = 20
a= 4

Slide 10 - Slide

Vergelijking oplossen, maar eerst vereenvoudigen.
2a + 3a + 10 - 7 = 23
5a + 3 = 23
...  + 3 = 23
5a = 20
a= 4

Slide 11 - Slide

Vergelijking oplossen, maar eerst vereenvoudigen.
2a + 3a + 10 - 7 = 23
5a + 3 = 23
...  + 3 = 23
5a = 20
5 • ... = 20
a= 4

Slide 12 - Slide

Vergelijking oplossen, maar eerst vereenvoudigen.
2a + 3a + 10 - 7 = 23
5a + 3 = 23
...  + 3 = 23
   5 a  = 20
 5 •  ...  = 20
a = 4

Slide 13 - Slide


Los de volgende vergelijking op:
5a - 10 = 35
A
5a = 25 a= 5
B
5a = -45 a = -9
C
5a =.45 a= 40
D
5a = 45 a = 9

Slide 14 - Quiz

Noteer voordat je verder gaat 
het voorbeeld in je schrift.


Slide 15 - Slide

Aan de slag
Heb je aantekeningen genoteerd in je schrift?

Maak opgaven: 




Controleer je werk kritisch met behulp van de uitwerkingen via magister leermiddelen.
Snap je wat je fout gedaan hebt? Verbeter je fouten met een andere kleur. 
Wie kan je om hulp vragen als je het niet begrijpt?
Let ook op je notatie!

Lever in je nagekeken uitwerkingen in via de volgende slides.
Gebruik de bordjesmethode bij het oplossen.
Ondersteunend: 25, O28, 28, 29, O34, 34, 35, 36, 37
Doorlopend: 25, 27, 28, 29, 34, 35, 36, 37 
Uitdagend:  25def, 28, 29, U7, U8, 34efgh, 35, 36, 37, U7, U9

Slide 16 - Slide


Maak opgave 35
Upload een foto van je uitwerkingen hieronder. Let op je notatie!


Slide 17 - Open question


Schrift controle
Upload een foto van je uitwerkingen van de rest van leerdoel 4. 
Maak een foto per blz. (indien mogelijk), met een maximum van 5 foto's.

Slide 18 - Open question


Leerdoel 4
Ik kan een vergelijking oplossen.
A
onvoldoende
B
matig
C
goed
D
uitmuntend

Slide 19 - Quiz

Fijn dat je de hele les hebt doorlopen!

Check
Aantekeningen voor jezelf gemaakt bij dit leerdoel?
Alle opgaven nagekeken?
Alle slides doorgelopen en foto's ingeleverd? 

Succes met het volgende leerdoel.

Slide 20 - Slide